Het optreden tegen den Inlandschen vijand. [Jan. 1912.
deelen uit vrees voor de verzetspartij, dan behooren de lijken
naar het kwartier te worden medegevoerd, teneinde aldaar
door vertrouwde personen te worden herkend.
Waar patrouilles zonder officieren uitgaan, is het eveneens
wenschelijk de neergelegde vijanden naar het kwartier te
doen medevoeren; eerstens om zekerheid te krijgen omtrent
de gesneuvelde personen, zoodat in deze in de opgaven geen
vergissingen kunnen plaats hebben, tweedens om ook zekerheid
omtrent het aantal der gesneuvelden te krijgen.
I. Uitrusting der officieren.
Herhaaldelijk komt het voor, dat officieren, die op patrouille
of op excursie gaan, niet behoorlijk uitgerust uitrukken, ter
wijl andere, die terreinwerkzaamheden hebben te verrichten,
waarbij de kans op eene vijandelijke aanranding niet uitgeslo
ten is, onvoldoende gewapend, soms zelfs geheel ongewapend
uitgaan.
Gelet op de voorbeelden, waarbij vooral de zorgeloosheid
voor eigen veiligheid ernstige gevolgen na zich sleepte, is
het noodig dat de officieren meer en beter rekening houden
met de omstandigheden, waaronder ze hun taak te vervullen
hebben en dienen zij bij excursies of patrouilles steeds voor
zien te zijn van een veldkijker, een compas, een horloge, schrijf
gereedschap, enz. en nimmer geheel ongewapend uit te rukken,
terwijl dit laatste ook geldt bij het verrichten van andere
werkzaamheden in het terrein, zooals inspectiën over wegen,
bruggen, en dergelijke, zelfs al geschieden die onder militaire
dekking.
B,
31