per stak en als een groot nadeel genoemd, dat in stede van 4 dieren bij een stuk van het geëiscbte vermogen 6 a 7 dieren noodig zullen zijn. Vooral wordt daarbij breed uit gemeten de verlenging van de marschcolonne. Waar nu de lengte der marschcolonne van één brigade zonder bagage- en algemeene trein langs den weg reeds 4.5 K.M. bedraagt, bij zoo'n brigade hoogstens 2 batterijen berg- artillerie zullen zijn ingedeeld, kan men dan met ernst volhouden, dat deze nog geen 100 M. verlenging van zoo'n colonne op den marsch of op de marschsnelheid van invloed zou kunnen zijn? De batterijen zijn echter zoo gewend maar steeds op zich zelf te marcheeren, dat slechts aan de verlenging van een onder die omstandigheden marcheerende kleine colonne ge dacht wordt en niet aan die van een batterij in verband met grootere troepen-afdeelingen of in brigadeverband en dan nog die troepen in oorlogstijd voorzien van hun geïm proviseerde gevechts- en andere treinen. Als men aan zul ke, met over het geheel omgeslagen, betrekkelijk kleine ge tallen met het oog op marschsnelheid en verlenging der marschcolonne zulk een gewicht toekent, dat men hierom alleen zou willen afzien van de invoering van een ballistisch hoogstaand stuk met een projectiel met behoorlijke uitwer king als G.K., zie dan houdt alles op en is het niet noodig daar verder iets tegen aan te voeren. Het is dan weer de kwestie het met een proppeschieter te willen opnemen te gen een modern kanon En wat het manoeuvreeren in het terrein betreft, waar thans de overbelaste minderwaardige dieren kunnen komen, daar zullen zeker de betere dieren met lichtere lasten komen dit geldt voor het enkele stuk als voor de batterij. Het meer lasten uitmakende, zwaardere stuk van groot vermogen zal dan in beweegbaarheid niet achterstaan bij het tegenwoordige materieel van 7 c.M. K.A. Hoewel we voorop stelden, dat met het oog op de zoo 35 KaLIBERGVRAAGSTÜK DER BeRGARTILLERIE. [Jan. 1912.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 41