Kalibervraagstue: der Bergartillerie. [Jan. 1912. Echter met die enkele dieren in de batterij meer, verkrijgt men dan ook een gansch andere vuurkracht en daarop komt het in het gevecht aan. Als een roode draad loopt verder door het opstel van HH. B. M. het vuren met B. G. op schilden. Dit nu is een uitzonderingsgeval, dat in het gevecht niet of zeer zelden meer zal voorkomen. Modern optredende artillerie dekt zich. Al zijn van een batterij slechts de bovenkanten der schil den zichtbaar, dan is zoo'n batterij in een minimum van tijd vernietigd. Op blz. 1016 wordt de mindere uitwerking van het enkele schot als van minder belang voorgesteld en hiermede een gebied betreden, dat reeds in 1908 door den pennestrijd der Generaals von Reichenau en von Alten werd geklaard en beslist ten gunste van het grootere kaliber en een G.K. met groote uitwerking. Ware het artikel door HH. B. M. voor 10 jaren geschre ven, het zou zeer up to date geweest zijn Op blz. 1017 wordt toegegeven, dat klein kaliber de con fectie van goede, uitwerking hebbende G. K. niet toelaat. Wij voegen hier nog aan toe, dat juist bij een bergkanon mét een Yo van ongeveer 800 M. het aantal vulkogels veel kleiner moet worden, dan bij een veldkanon van hetzelfde kaliber, omdat zelfs bij eenzelfde projectielgewicht het ge wicht der vulkogels bij het bergkanon door de geringere aan- vangssnelheid 11 a 12 gram zijn moetterwijl bij een Vo van 400 a 500 M. een vulkogelgewicht van 9 a 10 gram voldoet. Niet het gewicht van den vulkogel doet het hem (blz. 1017), doch dit gewicht in verband met de snelheid van het pro jectiel in het springpunt vermeerderd met de uitwerking van de kamerlading. Een levende kracht van 8 h 9 K.G.M. wordt algemeen voldoende geacht voor het buiten gevecht stellen van levende doelen. Op blz. 1018 stellen IJH. B. M.„Een werkelijk nadeel van de klein kaliber granaatkartetsen is het geringe aantal kogels." 41

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 47