Jan. 1912.]
Fokthonden.
gebruikt, dan zal hij beginnen met u te zeggenniet anders
dan raszuivere honden.
En als ge dan vraagt, of een goede, doch niet geheel ras
zuivere hond niet uitstekend kan worden afgericht, zal hij u in
den geest van Fillis antwoorden: Zeker wel; maar ik doe
het niet.
Waarom houden Fillis en de hondenafrichter beiden zoo
vast aan de raszuiverheid, ofschoon ze erkennen dat ook
mindei edel gefokte producten goede resultaten kunnen op
leveren
Het antwoord is eenvoudig. Yoor africhting in de hooge
school van paaid en hond moeten aan die dieren enorme eischen
worden gesteld, lichamelijk zoowel als geestelijk.
De afiichter weet, dat bij zoo goed als zeker in het vol
bloed diei de eigenschappen zal vinden, die noodig zijn om
aan de gestelde eischen te beantwoorden. Nuanceeringen
komen natuuilijk voor, maar als de africhter, geholpen door
zijn ervaring, zich een exemplaar heeft uitgekozen, kan hij op
een zekeren graad van geschiktheid staat maken.
Hoe geheel anders is dit met den bastaard. Hoe schoon
en intelligent kan hij zich als jeugdig dier aan ons voordoen
maar wat een teleurstellingen kan hij ons baren, als zijn'
slechte eigenschappen, die nog latent waren, voor den dag
komenWie kan ons ook maar eenigszins waarboreen, dat
hij de goede eigenschappen van zijn ouders in de juiste ver
houding geërfd heeft, dat de slechte niet buiten verhouding
vereenigd zijn geworden?
Niets geeft ons die waarborg. En als er dan goede ras-
honden^ te krijgen zijn, waarvan we, de voorouders kennende,
met bijna mathematische zekerheid zeggen kunnen, welke
eigenschappen zij zullen hebben, waarom zullen wij dan niet
het zekere voor het onzekere nemen? Om eenige guldens
uit te sparen? Zoo ooit, dan zou zich thans het „goedkoop
duurkoop" tot waarheid maken.
Men zal wellicht zeggen: de hondenrassen zijn toch bijna
allemaal kruisingsproducten. Zeer zeker. Doch geen toevals-