Jan. 1912.] De off. v. gezondh. b/e march, colonne.
Een der meest mobiele figuren bij een marcheerende colon
ne is de O. v. G-. zoowel bij vredes als bij ocrlogsmarschen.
Mijns inziens is hij verplicht nu en dan langs de colonne te
rijden, om officieren en manschappen, aan zijn medische zorgen
toevertrouwd, in oogenschouw te nemen, en te letten op
teekenen, die wijzen op oververmoeienis en uitputting, enz.,
waarmede hij zijn commandant in kennis kan stellen. Van
tijd tot tijd rapporteert hij aan dien commandant het
aantal achterblijvers, opdat zoo noodig dienaangaande maat
regelen getroffen kunnen worden. Wanneer officiersappel
geblazen wordt voor het troependeel, waarbij hij is ingedeeld,
dient hij zich naar de appelplaats te begeven, om, na ont
vangen orders of verkregen inlichtingen, zijne plaats in de
marschcolonne weder in te nemen. Er kunnen zich bij een
vredes- zoowel als oorlogsmarsch vele gevallen voordoen,
waarbij de O. v. G. verplicht is eenigen tijd achter te blijven,
om na verrichtten arbeid, het troependeel, waartoe bij behoort,
weder in te halen. Te veel tijd gaat verloren en te lang
wordt hij aan het troependeel onttrokken, waarbij hij ten
spoedigste moet terugkeeren, wanneer een O. v. G. de rijkunst
niet voldoende meester is. Wanneer b. v. van uit het bivak,
waarin het gros der troepen gelegerd is, 's morgens voor
den afmarsch bij de compagnieën, die op voorposten liggen,
ziekenrapport dient gehouden te worden, dan moet dit vlug
geschieden.
Ongeoefend en onvoorbereid hem bereden te maken en bij
manoeuvres in te deelen, komt mij zeer onpraktisch voor en
wanneer het waar is, dat de uitoefening van den Militair
Geneeskundigen Dienst bij de j.l. gehouden manoeuvres te
wenschen heeft overgelaten, dan zal hier ook wel toe hebben
bijgedragen het feit, dat vele On. v. G. zich moeilijk hebben
kunnen verplaatsen.
Is het misschien eenigszins overbodig een pleidooi te hou
den voor het „bereden zijn" van On. v. G. bij de veldbataljons,
niet alzoo komt het mij voor er op te wijzen, dat voldoende
onderricht in de rijkunst dient gegeven te worden en gelegen-
44