flntiDoord aan den Beer 3,B.C. Vermeer,
naar aanleiding Dan zijn artikel
„Schietopleiding" in het
3,mX 1911 bi, 675.
De lezing van bovenbedoeld artikel heeft mij voor de zoo-
veelste maal aangetoond, dat de methode van schietonderwijs,
in Indië gevolgd, niet de juiste is.
Volgens den Heer Vermeer is de methode veroordeeld door
het slechte onderwijzerspersoneel; beter onderwijzers acht hij
verkrijgbaar met zeer eenvoudige middelen.
Laat ik hier dadelijk met den vinger aanwijzen waar de
wonde plek is. In de allereerste plaats geef ik hiervan de
schuld aan de officierenwier taak het is van de schietopleiding
een studie te maken en verantwoordelijk zijn, dat het kader,
met de opleiding belast, behoorlijk het vak verstaat. Dit
wordt begrepen door iederen fabrikant, die alleen behoorlijk
onderlegd personeel kan gebruiken, maar bij het leger ziet
men niet zoo dadelijk de slechte resultaten en kunnen we
alles gebruiken.
Dat vermindert echter niet de verantwoordelijkheid der
officieren.
Treffend in het artikel is de moedeloosheid van den schrijver
ten opzichte van de resultaten der methode van schietoplei
ding. Hoe kan het ook anders bij een methode, waar elke
prikkel ontbreekt, om den man te noodzaken, in den kortst
mogelijken tijd een gerichte aanslag te doen. Schrijver schildert
afgerichte schutters, die een prachtigen aanslag hebben zonder
juistheid. Dat is geen prachtige aanslag, mijnheer Vermeer.
Ik moet zeggen, dat de methode van onderwijs, waarbij zulke
resultaten worden verkregen, absoluut ondeugdelijk is.
Had men echter een goede methode, bijv. die, welke ik
gedurende 10 jaren dagelijks onderwijs, dan is er geen sprake
van, dat men iemand een prachtaanslag doet verkrijgen zon
der juistheid.
50