[Jan. 1912.
te doen steunen. Vooral bij het openen en sluiten van den
grendel glijdt de kolt dikwijls van het dijbeen af. Hieraan
is tegemoet te komen, door de rechterknie meer naar voren
te plaatsen. In de kn. houding kan het voor sommige
leerlingen nuttig zijn, in den aanslag de linkerelleboog vóór
de knieschijf te plaatsen, om een vaste stand te verzekeren.
De beste houding is die, waarbij de elleboog, zoowel in de
houding van vaardig als in de aanslaghouding, op de normale
plaats achter de knieschijf steunt.
De liggende houding.
In de ligg. houding zorge men ervoor, dat bij de uitvoering
van den aanslag de rechterelleboog op den grond komt op
hetzelfde oogenblik, dat de kolf tegen den schouder komt.
Het kan voor leerlingen met korte armen nuttig zijn, de elle
bogen zoover mogelijk naar voren te plaatsen. Hierdoor zijn
zij in staat hooger aanslagen te makenhet geweer wordt
dan bovendien beter door de armen beheerscht. In het al
gemeen kan men zeggen, dat de leerlingen te hoog op de
ellebogen steunen, later bemerken zij dan, dat zij met de
ellebogen meer vooruit beter den aanslag kunnen uitvoeren.
In de houding van vaardig moet het geweer minstens zoover
teruggetrokken worden, dat de haanpalvleugel onder de kin
komt. Dan alleen is er sprake van een volledigen aanslag. Met
halve aanslagen moet zich de onderwijzer niet tevreden stellen.
Wanneer men bij gebruik van lang in dienst zijnde geweren
de grendel opent, verlaat de haannok de gleuf voor die nok
in het staartstuk.
Bij het sluiten drukt de pols van den schutter het geheele
haanstuk links om en bij het weder sluiten van den grendel
zet zich dan de haannok vast rechts achter aan de gleuf,
waardoor de grendel niet verder gesloten kan worden en
bramen aan de achterzijde van het staartstuk ontstaan. Men
moet den man onder het oog brengen, als een dergelijk feit
zich voordoet, het achterstuk van den grendel niet met de
pols aan te raken.
57
SCHIETOPLEIDING.