Van Alles Wat. 76 Jan. 1912. J Het begin van het infanteriegevecht behoort onder de naar omstandig heden meest gunstige termen plaats te hebben. De gezamenlijke maatre gelen, die dan worden genomen, vormen de voorbereiding tot het gevecht. Dan moet de verkenning plaats hebben, die ons het terrein leert ken nen, de verbinding en voeling met de neventroepen, alsmede het tref fen van maatregelen voor de beveiliging van nabij, mogelijk maakt. Dit is de rustperiode voor den soldaat, maar de tijd van intensieven arbeid voor de aanvoerders en dit geldt evengoed voor het offensief als voor het defensief. Wanneer men in de zóne van het artillerievuur komt, zijn het niet alleen de manschappen, die iedere dekking moeten benutten, maar ook de officieren, die de verkenningen maken en de verbindingen houden, behooren dit in acht te nemen, want door zich bloot te ge ven, maken zij het voor de vijandelijke artillerie mogelijk het terrein, waarin hunne troepen zich bevinden, met granaatkartetsen te over gieten. Eene nauwe verbinding tusschen infanterie en artillerie is onmisbaar, want meermalen zal de infanterie, om zich te kunnen verplaatsen, behoefte hebben aan den steun van verafgelegen artillerie. Niet altijd zal het voordeelig zijn bij het passeeren van een door vij andelijk artillerievuur bestrooid terrein den kortsten weg te nemen; een langere, maar meer gedekte opmarschweg, waarlangs men zonder ophouden kan voorwaarts gaan zonder dat het noodig is de colonne formatie te verlaten, zal dikwijls voordeeliger zijn. Men moet zijn best doen om zoo snel mogelijk de laatste dekking te bereiken, zonder zich te veel bezig te houden met gelijkheid en reglementaire vormen. Wanneer men de zóne van het infanterievuur bereikt, moet tijdig naar gunstige vuurstellingen worden uitgezien, opdat ze met voorzorg worden gekozen, alles vermijdende wat den troep ontijdig aan de te genpartij zou kunnen verraden. Te veel verkenners beletten de vuur- opening en als niets het uitzicht belemmert, verdient het dikwijls aan beveling er heelemaal geen vooruit te zenden. Er zijn twee soorten van middelen om verliezen te voorkomen, te weten passieve en actieve middelen. Eerstgenoemde bestaan uit het zich onttrekken aan het gezicht van den vijand door het terrein te benutten 1). De tweede soort bestaan uit het eigen infanterie- en ar tillerievuur, waarmede men den vijand verliezen toebrengt en hem belet zijn wapens te bezigen. Het eigenaardige karakter van het in fanteriegevecht zit in het samengaan van vuren en voorwaarts gaan. Bij gemis aan artillerie moeten de zelfstandige naast elkaar strijden de gevechtsgroepen elkaar onderling met vuur steunen, hetgeen zal wor den verkregen, indien het geheele vijandelijke front wordt genoodzaakt het vuur te staken. Daarvoor is eene actieve bewaking van den vijand voortdurend noodig en de manschappen moeten geoefend zijn in het vlug openen van een juist gericht vuur. Een groot voordeel van eene vereeniging van het voorwaarts gaan onder het gelijktijdig vuren van de 1) Of wel de duisternis.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 82