Van Alles Wat.
79
Jan. 1912.]
De zichtbaarheid ervan blijft overdag tot de grootte der vlam be
perkt, d. w. z. zoodra de dekkende hoogte, (waaronder hier verstaan
wordt' de hoogte van de lijn: waarnemer—kruin der dekking, boven
de monding) grooter wordt dan 1 a 1,25 M., is de vlam niet meer
zichtbaar.
Deze uitspraak is gegrond op meerdere waarnemingen, door verschil
lende personen, doch alle van af het zelfde punt en op 1800 M.
van de vurende batterij verricht. Teneinde zoo zuiver mogelijk uit
komsten te verkrijgen, werd alsvolgt gehandeld.
Een vuurmond was zoodanig opgesteld, dat, van het hoogste gedeel
te van den controlepost gezien, de dekkende hoogte nul was en deze,
door te dalen, tot ruim 3 M. kon worden verhoogd. Onmiddelijk naast
den vuurmond was een hooge baak geplaatst, waarop door middel van
verdeelingen de hoogte van de dekking boven de monding kon worden
afgelezen.
Bij een dekkende hoogte van 0,65 M. bleek de vlam bij elk schot
zichtbaar te zijn, bij een dekkingshoogte van 1,25 M. bleek de vlam
bij geen enkel schot zichtbaar te zijn. lusschen deze grenzen in ge
lukte het af en toe een schot te zien.
Zoo werd bij een dekkende hoogte van 1 M. van 3 schoten er 1
waargenomen, waarbij niet over het hoofd mag worden gezien, dat de
plaats waar, en het oogenblik waarop het schot zou vallen, nauwkeu
rig bekend waren. De tot nu toe verkregen ervaring doet vermoeden,
dat een dekkende hoogte van 1,25 M. voldoende is, om de vlam bij alle
schoten aan het oog te onttrekken.
Voorts is gebleken, dat de zichtbaarheid van de vlam onafhankelijk
is van het waarnemingsinstrument, dus bij gebruik van het richttoe-
stel en van den batterij kijker even groot is.
Wat de tijdduur van de mondingsvlam aangaat, kan alleen worden
opgemerkt, dat deze uiterst kort is en zonder bijzondere instrumenten
niet meetbaar.
Omtrent den rook vallen geen nauwkeurige gegevens te ver
melden.
De rookontwikkeling en de zichtbaarheid daarvan boven de dekking,
zijn geheel afhankelijk van de atmosferische toestanden. Terwjjl een
dag bij warme droge lucht de rook zeer moeilijk te zien was bij 1 M.
dekkingshoogte, was zij een anderen dag, bij vochtige lucht, zichtbaar
bij een dekkiugshoogte van ruim 7 M.
Een nauwkeurige bepaling van de standplaats der batterij was in dit
laatste geval niet mogelijk, omdat de wind van terzijde kwam en de
rook daardoor reeds geruimen afstand van de batterij gedreven was,
toen zij zichtbaar werd.
Bij nacht is de uitstraling van de vlam aanzienlijk.
De richting, waarin de vurende batterij staat, is vast te leggen ook
bij grootere dekkingshoogte dan 3 M., de juiste grens hiervan kon niet
nauwkeurig vastgesteld worden.
Echter is bij 3 M. dekkingshoogte de vlam zoo breed, dat in ver
band met den uiterst korten tijdduur, van een nauwkeurig vastleggen