fDedsdeeling,
214
Zooals de heer de Fremerv in de vorige aflevering meedeelde, is
de redactie van dit tijdschrift op mij overgegaan.
Bij de vervulling van die taak hoop ik op de medewerking van ve
len en op de welwillendheid van allen te mogen rekenen.
Wanneer bij de behandeling van verschillende legervragen voor
al in het oog wordt gehouden, dat het Indisch Leger uit een oogpunt
van legervorming eene conservatieve instelling is met de daaraan ver
bonden voor- en nadeelen, dan zullen de beschouwingen slechts aan
waarde voor de praktijk kunnen winnen.
Zoo is het b. v. een groot voordeel, dat in een staand leger aan
oefening en tucht de hoogste eischen kunnen worden gesteld en kan
navolging van de ter zake voor militielegers geldende reglementen
en voorschriften, bij welker samenstelling rekening moest worden ge
houden met een korten eerste-oefeniugstijd, meermalen gelijk staan
met hot prijsgeven van dat voordeel.
Ook kon in militielegers na invoering van den persoonlijken dienst
plicht de vormendiscipline" meer en meer verdwijnen en aan de „in-
tellectueele discipline" eene veel grootere plaats worden ingeruimd.
Door die zelfde vermeerdering van het intellectueel element kwam
het leger meer en meer onder den invloed van de politiek, ontstond
een inniger band tusschen maatschappij en leger, terwijl onder den
drang der politieke partijen het aantal bonden zich uitbreidde.
Ofschoon nu het gehalte van ons Leger in de laatste jaren aanzienlijk
is verbeterd, vragen wij ons toch af, of voor een staand leger, voor on
geveer twee derde gedeelte samengesteld uit Inlanders, vrijwillig mag
worden aanvaard datgene, waartoe elders als gevolg van belangrijke
wijziging in de organisatie dan wel noodgedwongen werd overgegaan
Als nadeelen van een staand leger moeten o. a. worden genoemd de
hooge kosten en het ontbreken van een band tusschen leger en maat
schappij, tengevolge waarvan het gewoonlijk minder waardeering ten t
deel valt, dan waarop het aanspraak mag maken.
Het zal daarom van belang zijn niet alleen te streven naar beper
king van de legeruitgaven binnen de grenzen van het noodzakelijke,
maar ook om de overtuiging te vestigen, dat de ten behoeve van het
Leger gedane uitgaven nuttig zijn besteed.
Ook dan zal het afbreken en afkeuren in publieke geschriften niet
ophouden, want er zijn nu eenmaal menschen, die behagen scheppen
in ondermijning van de krijgstucht, maar dergelijke opgeblazen critiek
behoeft niet te worden gevreesd.
Moge de inhoud van ons orgaan bij voortduring getuigen van in-
tellectueele kracht en van een frisschen geest in het officierskorps,
want daarin is een waarborg gelegen voor de deugdelijkheid van bet Leger.
G. van Ginkel.