Febr. 1912.] Boekbeookdeeling. 220 ductie aan meerdere activiteit te willen toeschrijven, bovendien moet de factor „terrein" in rekening worden gebracht, maar zij doet wel de vraag rijzen of het voortbestaan der Triangulatiebrigade op den 'tegenwoordigen voet nog gewettigd is, de omstandigheen dzijn sedert haar oprichting geheel veranderd. Nog niet zoo heel lang geleden omhulde zich bij den Fotographi- schen Dienst alles wat triangulatie was met een aureool van geleerde geheimzinnigheid, doch de gewone werkzaamheden, laten we zeggen tot en met de bepaling en berekening van de punten der 2e orde, zijn tegenwoordig ook voor het personeel der Opnemingsbrigades ge meen goed geworden, de inhoud der jaarverslagen laten hieromtrent geen twijfel Zoo lang Hoogepriesters in den tempel der geodetische wetenschap t. w. do Heeren Dr. J. J. A. Muller en S. Blok aan het hoofd der Triangulatiebrigade stonden, zou het misschien uit een pië- teitsoogpunt verkeerd geweest zijn, wijzigingen in den bestaanden toe stand te brengen, thans echter is het tijdstip gunstig rekening te hou den met de veranderde omstandigheden. De geodetische staf van den Topographischen Dienst behoort niet thuis in een hoek van den Archipel, om vandaar uit ook de werk zaamheden in een anderen hoek te leiden, maar te Batavia op het Hoofdbureau. Die Staf leidt de primaire metingen, de astronomische waarnemingen en de eventueel te verrichten basismetingen, dient den Dienstchef van advies in zake geodetische vraagstukken een houdt zoonoodig cursussen 1). "V oor den Chef van de geodetische afdeeling behoort een behoorlijke toekomst te zijn weggelegd als civiel ambtenaar 2). Zij, die zich een maal uitsluitend, of zoo goed als uitsluitend, in geodetische richting bewogen, moeten hierin een goed bestaan vinden. Het in de „strug gle for life willen grijpen naar het Chefschap van den Dienst, dat al eenige malen tot bittere verstoring van den vrede aanleiding gaf, moet ten eenenmale uitgesloten zijn. Op ouderen leeftijd wordt men geen topograaf meer, hiervoor is jarenlange routine noodig èn als op nemer èn als brigadechef. De Chef van den Topographischen Dienst behoort opnemer te zijn, Grootmeester in de kunstwelke slechts lang zaam en door vele, overigens goed ontwikkelde menschen nimmer geleerd kan worden (Terreinleer bladz. 89, 2e alinea). Behalve met de leiding der hiervoren genoemde triangulatiewerk zaamheden, was de Chef der Opleidingsbrigade ook belast met de vorming van 62 opnemers en dat zonder te beschikken over de hulp van ervaren Officieren. De opneming van het gewest Semarang is bijna voltooid, die van D Met deze zienswijze wordt niet ingestemd. Geen hoogepriesters in tempels, maar brigadechefs die o. a. het werk in het terrein leiden; dan kan een oordeelkundige keuze van het driehoeksnet worden verwacht. De post zorgt voor de overbrenging van de adviezen, terwijl de cursussen ter standplaats van den brigadechef kunnen worden gehouden. Red. 2) Is thans reeds het geval. Red.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 110