Febr. 1912.] Boekbeooedeeling.
224
helft van April, het vorige en ook dit jaar was de Decembermaand
al ingetreden, toen het boekwerk uitkwam. De late aflevering heeft het
nadeel, dat bet nieuws niet meer zoo actueel is en de gegevens niet
kunnen worden doorgewerkt om er gebruik van te maken bij de samen
stelling van het volgende verslag.
Op bladz. 141, onder het hoofd „Personeel" wordt medegedeeld, dat
het voorstel tot uiibreideng van de tormatie van den topographischen
Dienst met twee Opnemingsbrigades door de "Volksvertegenwoordiging
werd goedgekeurd; we zijn dankbaar, maar niet voldaan. Noode mis
sen we de bijhoudingsbrigades. Op Java is op topographisch gebied
nog ontzettend veel te verrichten, de hermeting van de Residenties
Cheribon en Pekalongan is, zooals reeds werd opgemerkt, nog in het
eerste stadium, die van Madioen, Soerakarta en Djokjakarta moet nog
geëntameerd worden, het kaartenmateriaal van Bantam, Kédiri, Rem
bang, Soerabaja, Pasoeroean, Bésoeki en Madoera is geheel verouderd, dus
van bijhouding der kaarten van Batavia, een deel der Preanger-Regent-
schappen, Banjoemas Kédoe en Semarang, welke gewesten na 1896
hermeten of herzien werden, kan met het thans beschikbare personeel
geen sprake zijn en over een tiental jaren, zijn we weer even ver als
we vijftien jaar geleden waren. Op Sumatra precies hetzelfde liedje;
wordt daar niet spoedig krachtig ingegrepen, dan is de waarde der
met zooveel moeite tot stand gebrachte kaarteering van de westkust
weldra ver beneden pari gedaald.
Verder het bericht dat een Sous-Chef in de formatie is opgenomen.
Van het bij den Topographischen Dienst ingedeelde personeel ontbra
ken op ultimo 1910 van het Europeesch gedeelte 9 sergeanten-opnemer, ter
wijl daarentegen overcompleet waren 3 Korporaals en 1 leerling-opnemer.
De reeks „Bijdragen van gemengden aard" wordt geopend met een
artikel over de Landrentebelastingwerkzaamheden in 1910. Hoewel dit
opstel weinig topographische waarde heeft, is toch de inhoud, inzonder
voor het Landrentepersoneel, meer dan lezenswaard en zou de opneming
er van alleen om die reden gerechtvaardigd zijn, indien het niet de
gloed der nieuwheid miste. Maanden geleden lazen we reeds besprekingen
in de dagbladen.
Van de basismeting bij Sampoen repten we reeds en kunnen dus
over het volgende artikel kort zijn.
Wij voor ons hadden wat meer verteld over de vroegere basismetingen
in Indië, oud moet naast nieuw gesteld worden. Even goed als de basis bij
Cheribon, had die tusschen de punten Djatimalang en Djetiskoelon aan
het Zuiderstrand in Bagélen genoemd moeten worden. Voor delengte
dier basis vinden we 10406 M. opgegeven, het verkregen resultaat
verschilde 9 M. met de lengte afgeleid uit de basis bij Cheribon.
Hoewel de Lange in zijn verslag dit resultaat „schoon en verrassend"
durft noemen, is hij toch van oordeel, dat de basismeting niet „de
noodige waarborgen van volkomenheid" had opgeleverd.
Dat in de Minahasa door 8. H. de Lange (niet Gebr. de Langej een
basis gemeten is, durven we niet onderschrijven. Waar Prof. Dr. Mul-