De Australiër. [Febr. 1912. Tot slot van dit opstel nog iets over den zoo hooggeroem- den aanleg tot rijden. Omdat wij soldaten zijn en dientengevolge onderworpen aan eene keuring, zijn wij allen recht van lijf en leden, dus kunnen wij allen rijden leeren, zooals de dienst in het le ger dat van ons eischt. Nu spreekt het vanzelf, dat de eene mensch iets gunstiger gebouwd is dan de andere, en vooral lieden met een zeer lang bovenlijf zijn wel wat gehandicapt. Daardoor kan de een er meer van leeren dan de ander, maar dat wil niet zeggen, dat de ander een kruk is. Iemand die zwaar is, zal moeilijker aan een goed paard komen dan een „featherweight", maar daarin ligt toch niet opgesloten, dat een iegelijk die per ongeluk 50 K. G. weegt beter rijdt dan iemand van 90 K. G. Als men eens met een artist in de rijderij praat, is wel het eerste dat opvalt, dat de man geen naam gemaakt heeft door eens of tweemaal per dag een paardje te rijdende man heeft moeten arbeiden in het zweet zijns aanschijns, veel hindernissen moeten overwinnen, is dikwijls wanhopig geweest en is er tenslotte gekomen, omdat zijn wil zegevierde, 't Is wel mogelijk, dat de groote meesters aanleg hebben of had den, maar 't is tevens een feit, dat zij verbazend hard hebben moeten werken om naam te maken. Met een of twee paardjes per dag te rijden komt men er niet, net zoo min als men goed leert biljarten door alleen Zondags een partijtje pool te spelen. De aanleg, hij moge dan al of niet bestaan, is van weinig waarde bij gebrek aan energie; iemand die over dien aanleg niet beschikt, stuurt het met ijver en wilskracht zeer zeker een heel eind verder dan de geboren ruiter, wien het aan de noodige energie ontbreekt. Naschrift. In aflevering No. 9 van den vorigen jaargang (blz 894 898) bespreekt de heer J. van Slooten, paardenarts der 1ste klasse, naar aanleiding van het eerste gedeelte van vorenstaand artikel, den werkkring van den paardenarts, lid der commissie tot aankoop van troepenpaarden. 129 I. M. T. 1912. 9.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 17