Febr. 1912.]
De Australiër.
Ter verduidelijking van mijn standpunt en ter beantwoor
ding van de door den Hr. van S. gestelde vragen moge het
volgende dienen.
Op blz. 665 komt eene aanhaling voor. luidende: „vraag alleen
aan een zoodanigen paardenarts advies, die reeds ettelijke paar
den onder den man of tusschen de boomen versleten heeft."
De paarden-arts is dokter voor paarden, hij moet bij de paar
den ziekten kunnen onderkennen en genezen, in- en uitwen
dige afwijkingen van het normale moet hij kunnen constateeren,
want anders zou het stellen eener diagnose hem niet mogelijk
zijn. Men kan dan ook veilig aannemen, dat een paardenarts,
die juist van de veeartsenijschool gekomen is, precies weet
hoe een ideaal paard er van binnen en van buiten moet uit
zien en voorts op de hoogte is van de voorkomende afwijkingen
van het ideaalpaard. Hij kan zich deze kennis eigen maken
op een betrekkelijk zeer gering aantal paarden, maar toege
rust met deze kennis is hij nog geen paardenkenner. Om paar
denkenner te worden is noodig:
1ste een groote hartstocht voor alles wat des paards is, zoo
dat men geheel in het vak opgaat,
2de aanleg voor het vak,
3de een goed oog op paarden.
Op welke manier wordt men paardenarts? Wel op de zelfde
wijze als men iets anders wordt in de wereld A zijn vader
vindt het wel een geschikte betrekking, B denkt, ik verdien
er net zoo goed mijn brood mee als met iets anders te worden,
C voelt wat voor d'eren in 't algemeen, enz.
Welnu, 't lijkt mij wel wat erg optimistisch, om bij al deze lie
den te veronderstellen hartstochtaanleg en oog\ zooals het in elk
vak gaat, zoo gaat het ook bij de paardenartsen, er zijn goede,
middelmatige en slechte; er zijn er met een beetje kijk en er zijn
er met absoluut geen kijk.
De paardenarts heeft op de veeartsenijschool geleerd de af
wijkingen van het ideale in den bouw en de gebreken van het
exterieur; dat heeft de bereden officier op de K. M. A. ook
geleerd, maar waar de kennis van den paardenarts grondig is,
130