Het militair tarief no. 24. [Febr. 1912. I) uitbetaling van het te goed kan, behalve bij het verlaten van den dienst, plaats hebben aan onderofficieren en soldaten, vóór het alsdan loopende jaar in dienst getreden, in den loop van de maand Mei van elk jaar, het bedrag, dat zij op den eersten der maand Januari tevoren te goed hadden, vermin derd: met de sommen die sedert laatstgenoemden datum ten laste van hunne rekening zijn gebracht, en met zoodanig bedrag als noodig is, om zoo hunne kleeding en uitrusting zich niet in goeden staat bevindt deze daarin te brengen. Een kleedingtarief, naar vorenstaande beginselen samenge steld, zou eenvoudig en weinig omvangrijk kunnen zijn en daardoor geen aanleiding behoeven te geven tot misvattingen door verkeerd of minder goed begrijpen der bepalingen. Voorts zou veel administratief werk, dat nu verricht moet worden eu waarbij gemakkelijk vergissingen kunnen worden gemaakt, achterwege blijven. Ander werk zou ontstaan, maar dat zou eenvoudiger zijn, zoodat het maken van vergissingen meer zou worden beperkt en veel geschrijf voorkomen. Bovendien behoeft dat werk zeker niet omvangrijker te zijn dan hetgeen tot nu toe aan de verstr ekking van kleeding verbonden is, mits alles wat gemist kan worden, zonder een goede controle te schaden, weggelaten wordt. Weer te geven hoe de administratieve bepalingen voor de tenuitvoerlegging van het voorgestelde kleedingtarief zouden moeten zijn om aan die vereischte te voldoen, komt voorals nog onnoodig voor, waar de moeielijkheden van het Neder- landsche stelsel bekend zijn en dus vermeden kunnen worden. Intendant. 153

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 43