Forthonden.
[Febr. 1912.
van de uitbreiding, die men aan het politiehondenwezen denkt
te geven.
Bij de centrale inrichting worden toekomstige fortwachters
(c. q. tijdelijk afgeloste fortwachters) en politiemannen ge
detacheerd. Zij leeren honden behandelen, africhten en ge
bruiken. Zoo mogelijk wordt hun na eenigen tijd de africh
ting opgedragen van den hond, die hem later in hun dienst
zal vergezellen.
Niets is toch zoo verkeerd voor een politiehondals veranderen
van meester.
Alleen Europeanen worden gebruikt. De eigenschappen,
die den inlander totaal ongeschikt maken als leider, laat staan
dresseur, van een politiehond, zijn zoo tallooze, dat ik een
opsomming daarvan overbodig acht.
Zijn de goed afgerichte fortwachters Daar de forten gezon
den, dan worden hun weer een of meer honden in africhting
gegeven. Alles onder strenge controle; de hoofddresseur
moet niet aan zijn plaats gebonden zijn.
Hij is de man, die voor de fokkerij zorgt. Hij zal beslis
sen of een hond, waarmede gefokt wordt, bij het fort blijft,
of naar den kennel wordt opgezonden. Misschien kan hij het
fokken van een bijzonder ras ter hand nemen. De jonge
honden, die niet benoodigd zijn voor den dienst, kunnen on
getwijfeld voordeelig genoeg aan particulieren worden ver
kocht. Ik acht het zelfs zeer goed mogelijk, op deze wijze
veel van de kosten goed te maken.
De hoofddresseur is natuurlijk adviseur bij alle aanschaf
fing van honden. Zijn eenmaal connecties in Europa aange
knoopt, dan kan men rekenen op een gemakkelijke regeling
van de aanschaffing aldaar.
Alles moet uit ruime beurs geschieden. De kennel moet
rijkelijk kunnen beschikken over ruimte, personeel, voedsel,
geneeskundige hulp enz. enz.
Eveneens moeten de fortwachters ruim worden voorzien
van al het noodige. De honden moeten een goed hygiënisch
hok hebben. De voeding moet oordeelkundig en goed zijn.
157