Van Alles Wat.
175
[Febr. 1912.
toonen om met hunne nieuwe landgenooten om te gaan. Zelfs voor
een buitenstaander blijft een en ander niet geheel verborgen.
Het aantal rustverstoringen neemt echter gaandeweg af en dit
verschijnsel is niet uitsluitend een gevolg van het feit, dat vele on
verzoenlijke elementen het land verlaten hebben. Eu al hebben niet
alle tijgerjasers in het bergachtige, Noord-Oostelijke gedeelte hunne
wapens ingeleverd, de Japanners zijn de werkelijke meesters van hun
land; de, overigens vrij talrijke, politiemacht bleek steeds in staat
orde en rust te handhaven, zonder dat militaire bijstand ingeroepen
behoefde te worden.
Op den duur zal de Koreaansehe bevolking zich geheel naar de
nieuwe orde van zaken schikken. Het welbegrepen eigenbelang zal
daarbij eene groote rol spelen, want ongetwijfeld staat het Japansche
bestuur ver boven de vroegere, corrupte Koreaansehe regeering, wie
het welzijn van het land vrijwel geheel onverschillig was. Dat de
Gouverneur-Generaal, Generaal Terauchi, Korea's welvaart in allen
ernst bevorderen wil, blijkt o. a. uit de hevige aanvallen, waaraan
hij dikwijls in de Japansche pers blootstaat, omdat hij de Koreanen
boven de Japanners begunstigt," d w. z. de Koreanen zoo noodig te
gen de Japanners beschermt. Zijn krachtig bestuur zal het sedert
lange, lange jaren uitermate slecht bestuurde land ten goede komen
en de Koreanen zullen spoedig begrijpen, dat het thans en in de toe
komst de moeite zal loonen om hard te werken, daar zij niet, zooals
onder het vroegere régime, kans loopen de vruchten van hun arbeid
door afpersingen en knevelarijen te moeten verliezen, al zullen on
regelmatigheden ook onder het Japansche bestuur nu en dan voorkomen.
Zal dus het welbegrepen eigenbelang een kalmeerenden invloed uit
oefenen, ook de onmiskenbare meerderheid van de Japanners zal in
het belang van dezen werken. Het lijdt geen twijfel, of de lijdzame
en zwakke Koreanen zullen na verloop van tijd door de krachtige
Japanners verdrongen worden, of in dezen opgaan. Reeds nu heeft
de hoofdstad Seoul voor een groot deel het voorkomen van eene Ja
pansche stad; zoowel hier, als in andere belangrijke plaatsen, kan men
zich met Japansch verstaanbaar maken. In het begin van 1911 stu
deerden 686 Koreaansehe jongelieden te Tokyo 11 hiervan waren cadet
aan de centrale cadettenschool aldaar.
Dat ook de Japanners vertrouwen in de toekomst hebben, blijkt
hieruit, dat zij Koreanen niet alleen in de politie opnemen, doch ook
in het Leger. Boven werd reeds melding gemaakt van een aantal
Koreaansehe cadetten aan de centrale cadettenschool en men schijnt
voornemens te zijn te Seoul eene voorbereidende cadettenschool op te
richten. In September 1911 werd de dienstneming in her Leger ook
voor Koreanen opengesteld, waarop 289 man zich aanmeldden. Allen,
zonder onderscheid, bleken de Japansche taal zeer goed mach ig, ter
wijl ook in andere opzichten hunne verstandelijke ontwikkeling niets
te wenschen overliet. Hunne lichamelijke gesteldheid was minder
bevredigend: 101 man werden 'ten slotte aangenomen en, behalve 14,
die voor de Cavalerie bestemd werden, bij de Infanterie ingedeeld.