De Indische Oorlogsbegrooiing
noor 1912.
Voorloopig verslag (Eerste kamer).
IXde Afdeeling.
Departement van Oorlog.
Het heeft bevreemding gewekt, dat tot heden zoo weinig vernomen
wordt omtrent een systeem van verdediging van onze koloniën Bij her
haling zijn militaire Gouverneurs-Generaal aan het bewind geweest thans
is dit nog het geval, en toch blijkt het niet, of dit onderwerp met ernst
is ter hand genomen. De aandacht der Regeering wordt op dit punt
gevestigd.
Naar aanleiding van hetgeen voorkomt op bladz. 51 der Memorie van
Antwoord omtrent de oprichting eener inlandsche militie, werd de meening
uitgesproken, dat het vormen van eene reserve van inlandsche militairen
aanbeveling verdient, doch dat het toch ook noodig is dienstplicht voor
de Europeanen in lndië in te voeren De krijgsoperatiën hebben tegen
woordig een snel beloop en lndië zal niet kunnen rekenen op het tij
dig ontvangen van hulp uit Europa.
Sommige leden zagen in een krachtiginlandsch militieleger, gerecruteerd
op Java en in de overige streken, waar de loyauteit der bevolking
niet meer twijfelachtig is, het eenig mogelijke middel om in lndië eene
krijgsmacht te erlangen, opgewassen tegen de taak der handhaving onzer
neutraliteit en zoo noodig der verdediging tegen een buitenlandschen
vijand.
Met belangstelling was door eenigen kennis genomen van het ver
handelde in de Tweede Kamer der Staten-Generaal betreffende eene even-
tueele subsidie aan de vereeniging Weduwenzorg, en de wensch werd
uitgesproken dat de Minister alsnog termen zal vinden, om aan het ver
langen van belanghebbenden te voldoen.
Memorie van Antivoord.
IXde Afdeeling.
Departement van Oorlog.
Naar aanleiding van de opmerking dat niet blijkt, dat voldoende
aandacht wordt geschonken aan de verdediging van onze koloniën, meent
de ondergeteekende in herinnering te mogen brengen, dat de beginselen,
waarop het systeem van die verdediging berust, zijn opgenomen in de
bij de dezerzijdsche geheime kabinetsmissives van 3 December 1900
letter Z™ en 2 December 1902, letter T16 aan de Eerste Kamer der
Staten-Generaal ter kennisneming gezonden nota's.
192