De Indische Oorlogsbegrooting voor 1912. [Febr. 1912. Het was den ondergeteekende aangenaam te vernemen dat met het op bladz. 51 van de Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer medegedeelde denkbeeld tot vorming van een reserve van inheemsche militairen wordt ingestemd. Hoewel ook hij van oordeel is dat in za ke de verhooging van de weerkracht in het belang van Indië niet met een zoodanige reserve zou kunnen worden volstaan en daarnaast inderdaad de invoering van dienstplicht voor de Europeanen ernstig overweging verdient, moet hij zoolang hem het ter zake van de Indische regeering te ontvangen advies nog niet heeft bereikt, zich een oordeel over de uitvoerbaarheid voorbehouden. In hoever en op welke wijze de tegen de oprichting van eene door vrijwillige dienstneming te recruteeren inlandsche militie bestaande bedenking, dat do daaraan verbonden hooge kosten niet zouden opwegen tegen de te verwachten verhrogiDg van de weerkracht, zou kunnen worden opgeheven, zal nog een punt van nader overleg met de In dische regeering uitmaken. Overeenkomstig de toezegging, gedaan in de vergadering van de Tweede Kamer van 30 November jl. Handelingen bladz. 925D zal de ondergeteekende nagaan of er thans omstandigheden aanwezig zijn, waardoor zijne bezwaren tegen het verleenen van subsidie aan de ver- eeniging „weduwenzorg" zouden kunnen vervallen. I. M. T. 1912 13 193

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 83