Samenstelling vloot in N. I. [Febr. 1912.
uit te putten en weerloos te maken, een poging waarin hij kans
van slagen zal hebben.
Hoewel ik mij in deze geene bevoegdheid tot oordeelen wil toe
kennen, kan ik toch niet verhelen, dat het betoog van den heer
Hoekwater op mij den indruk maakt van juist te zijn.
In tegenstelling van de zienswijze der Commissie ontkent de vice-
admiraal dat een torpedovloot zonder meer geëigend zal zijn voor
handhaving van de onzijdigheid. Ik ben geneigd mij ook hier bij
zijne beschouwingen aan te sluiten, doch heb een paar opmerkingen.
In de eerste plaats lijkt mij in dit verband het voordeel van eene
torpedovloot, dat het groote aantal schepen de gelegenheid zal geven
om op meer plaatsen te gelijk tegen schending van de neutraliteit te
waken.
In de tweede plaats komt het mij voor, dat het voordeel van een
bodem der artillerievloot boven een schip der torpedovloot in gevallen
van bewaking der 'onzijdigheid wel duidelijk spreekt, wanneer ter
plaatse zoodanige bodem of zoodanig schip aanwezig is, maar in min
der mate althans voor mij niet wanneer op het oogenblik, waarop
de neutraliteit op een zeker punt reeds bedreigd wordt door eendaar
aanwezigen vreemden bodem, derwaarts nog een schip van onze vloot
moet worden gezonden. En dergelijke onbewaakte punten zijn na
tuurlijk bij bezit van eene artillerievloot veel talrijker dan bij het
bezit van eene vloot zooals de Commissie zich die denkt.
Een nadeel van het gebruik van torpedomaterieel bij de bescher
ming der onzijdigheid lijkt mij echter, dat, terwijl een schip der
artillerievloot beginnen kan met waarschuwingen, die niet dadelijk
de ernstigste gevolgen hebben, het torpedomaterieel, wanneer het
krachtig optreedt, direct middelen moet aanwenden welke feitelijk
bestemd zijn voor gevallen van uiterste urgentie. Hier staat echter
tegenover dat een sterkere vijand, die onze neutraliteit wil (moet)
schenden, aan onze zwakker bewapende artillerievloot licht kan be
letten om op een afstand te naderen waarop baar vuur hem kan schaden.
Wat de geschiktheid van artillerie- en torpedo vloten voor de hand
having van de rust en orde aangaat mede een onderwerp door
de Commissie en den commandant der zeemacht in beschouwing ge
nomen stel ik mij op dit standpunt, dat, wanneer het gaat om de
vraag, of het eerste dan wel het tweede vloottype de voorkeur ver
dient voor den strijd tegen een buitenlandschen vijand of voor mo
gelijke actie tegen binnenlandsche onlusten, met het oog op de be
perktheid van onze middelen, steeds de nadruk moet worden gelegd
op het eerste doel. Indien een bepaald type noodig is tegenover vreemd
geweld, dan mag dat type niet verzwakt worden ter wille van dien
sten in eigen kring, maar ook omgekeerd mogen die diensten geen
invloed uitoefenen op de keuze van het type voor dat ander be
langrijker doel.
Wat eindelijk betreft de mindere geschiktheid van eene torpedo
vloot voor vlagvertoon in den vreemde, het komt mij voor dat dit
een punt van ondergeschikt belang is.
197