De gemengde brigade. Febr. 1912.] b. Een aantal Infanterie Regimenten van 3 of 4 bataljons. c. Een regiment Cavalerie. d. Een regiment Bereden Artillerie, bestaande uit eenige afdeelingen Yeld- of Berg Artillerie. e. Een bataljon Genietroepen, waaronder begrepen de Spoorweg- en Telegraaf-compagnie. f. De algemeene trein. Opgemerkt zij hierbij dat, zoolang onze Infanterie-bataljons slecht 600 geweren tellen, eene samenvoeging van 4 dier een heden ons doelmatiger voorkomt dan van 3. Ten slotte behoort men de vraag onder de oogen te zien of aannemende, dat in oorlogstijd het verband der gemengde brigaden moet worden opgeheven dit in vredestijd gehand haafd kan blijven. Ons inziens zijn ernstige bezwaren daartegen niet aan te voeren, maar noodzakelijk is het evenmin. Evengoed kan men den Commandanten der Infanterie-brigaden (regimenten) ge durende bepaalde tijden van het jaar tijdelijk ook het com mando geven over de hulpwapens in of nabij hunne stand plaats gelegerd. Al zijn de Brigade-(regiments-) commandan ten ook geen hiërarchiek chef van de Commandanten der Artillerie, Cavalerie en Genie, toch kunnen op deze wijze zeer goed eene behoorlijke samenwerking en goede resultaten van de gezamenlijke oefeningen worden verwacht (men denke hier bij aan de garnizoensmanoeuvres in Nederland). Bij wrijving of verschil van opvatting kan de beslissing van den Leger commandant worden ingeroepen, waarbij intusschen in begin sel behoort te zijn vastgesteld, dat gedurende die gezamen lijke oefeningen de Brigade- (Regiments-) Commandant de verantwoordelijke chef blijft. Bovendien zullen de escadrons nu en dan voor Cavale- rieoefeningen in grooter verband moeten worden vereenigd; 120 1) Moge clan meteen voor goed gebroken worden met onze thans geldende terminologie. Waarom kunnen wij niet evenals in Nederland spreken van een regiment Inf., Cav. of Art. en van eene Af deeling Art.? Dit zijn toch bena mingen die sinds mensclienlieugenis burgerrecht verkregen hebben!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 8