207 Samenstelling vloot in N. I. [Febr. 1912 behoudens vlasvertoon in den vreemde en hydrographie, door haar als volgt ingedeeld 1°. vlagvertoon in den Archipel 2°. kleine zelfstandige expeditiën 3°. deelneming aan expeditiën tot steun van de landmacht. De sub 1°. genoemde werkkring kan volgens de Commissie belang rijk worden ingekrompen, omdat het Nederlandsch gezag zich meer in onzen Archipel heeft uitgebreid. Ik vermeen echter, dat de reden tot inkrimping van het vlagver toon meer zal gezocht moeten worden in de omstandigheid, dat men den bestuursambtenaren gedurende de laatste jaren de beschikking heeft gegeven over politiestoomers, die thans die diensten verrichten, welke vroeger aan de oorlogsschepen waren opgedragen. Maar dit doet weinig ter zake. Ylagvertoondiensten, tot nu toe opgedragen aan flottielje vaartuigen, kunnen desnoods ook door torpedokruisers en jagers worden verricht, doch waar de Commissie zelf toegeeft, dat vlagvertoon noodig kan zijn om indruk op de bevolking te maken, en dat daarom de schepen van zoodanige afmetingen en zoodanig bemand en bewapend moeten zijn, dat zij den inlander het beeld geven van eene macht, door hem moei lijk te weerstaan, zal een ieder het wel eens zijn, dat de inlander een indrukwekkender beeld van die macht krijgt, bij de beschouwing van enkele schepen van het tegenwoordig Nederlandsch eskader, dan door de verschijning van een torpedokruiser of desnoods eenige torpedoboot- jagers. Ook voor het houden van kleine zelfstandige expeditiën acht de Com missie de schepen van de torpedovloot geschikt. Als regel, zoo zegt zij, bleek, dat de landingsdivisie vaneen flottiel jevaartuig, ongeveer 40 man, somtijds gesteund door politie of door een deel der bevolking, sterk genoeg was om het Nederlandsch gezag aan wal te handhaven of te herstellen. In deze kan ik wel met de meening der Commissie medegaan. "Wel is waar zijn er voorbeelden aan te halen, waarbij 't bleek, dat het optre den van een flottieljevaartuig niet voldoende was, maar indien bij 't bezit van eene torpedovloot in gevallen als hooger behoeld, het optre den van een torpedokruiser niet voldoende zou blijken, zouden er desnoods eenige meer gezonden kunnen worden. Ten opzichte van het deelnemen door de schepen van de torpedo vloot aan expeditiën tot steun van de landmacht, kan ik echter de meening van de Commissie niet deeien. De Commissie zegt wel, dat voor het deelnemen aan dergelijke ex peditiën steeds een ruim gebruik gemaakt wordt van oorlogsschepen, zoowel van groot, als van klein charter, en wil daarmede vermoedelijk aantoonen, dat bij gebrek aan groote schepen, bet even goed met kleine schepen zou kunnen geschieden, maar die bewering is slechts in zoo verre juist, dat de expeditionnaire scheepsmacht, zoowel voor Lombok, als voor Boni en Bali, feitelijk bestond uit groote schepen, waaraan enkele kleinere schepen waren toegevoegd voor 't verrichten van bij-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 97