Forfhonden. 8. Organisatie van den forthondendienst. Yoor zoover mij bekend, is het gebruik van forthonden tot nu toe geheel stelselloos geweest, althans bestond er geen organisatie. Op die wijze valt er niets van te verwachten. Eenige fortwachters, die den hond alleen kenden als een beest, dat je met een steen wegjaagt, die te hooi en te gras de meest verschillende hondenrassen moesten africhten, dat is geen ernstig instituut. 't Is niet mijn bedoeling een volledige organisatie voor den dienst voor te stellen, doch alleen om den algemeenen weg aan te geven langs welken die dienst in de goede sporen kan worden geleid. Ik verwijs hieromtrent ook nog dringend naar het artikel van majoor Kooy. Men heeft in de eerste plaats noodig een uitnemend hon denkenner en dresseur; dresseur van dieren en menschen. Met den heer Kooy herhaal ik: niet elk amateur, die denkt 't zaakje wel te kunnen opknappen, is daarvoor geschikt. Hij zou zichzelf en anderen bedriegen. Wil die dresseur iets bereiken, dan moeten de honden worden vereenigd in een centrale inrichting voor fokkerij en africhting, van waaruit in de verschillende behoeften wordt voorzien. Het ligt voor de hand om zulk een inrichting in een koele streek te vestigen, b. v. te Tjimahi of te Bandoeng. Het begin zal zeer moeielijk zijn; aan den dresseur zullen hooge eischen moeten worden gesteld. In Indië is zoo iemand denkelijk niet te vinden. Uit Europa gekomen zal hij een positie moeten hebben minstens gelijk aan die van een adjudant onderofficier. Wie de leiding neemt, het gouvernement of speciaal het leger, zal voorloopig een open vraag blijven; dit zal afhangen 156 (\7eraoIg en slot Dan blz. 17).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 46