Maart 1912.] Kalibervraagstuk der berg-artillerie.
Op blz. 33 weer de volgende eisch
„Het wordt dan ook voor de bereden Artillerie van het
Indische leger een dringende eisch genoemd, om naast den
veld-vuurmond bewapend te zijn met een zoo krachtigen
berg-vuurmond, als met in achtneming der eischen van
vervoerbaarheid de techniek maar eenigszins bij machte is te
geven" en iets verder:
„Als hoofdeisch wordt voor de Indische zoogenaamde berg-
artillerie gesteldvoldoende beweegbaarheid en daarnaast de
grootst mogelijke als het kan die der Veld-Artillerie op zijde
strevende uitwerking, dit voornamelijk voor wat betreft het
hoofdprojectiel, de granaatkartets."
Juist. Een zoo krachtig mogelijke vuurmond bij voldoende
beweegbaarheid. Dit nu is een eisch te stellen aan alle mobiele
Artilleriezoowel aan de zware Artillerie van het veldleger,
als aan de Veld-Artillerie (lichte veldhouwitsers), de Rijdende
Artillerie en de Berg-Artillerie. Doch om dat voldoende gaat
het hem.
Nu meent de majoor Gooszen, dat het zware type bergkanon
„voldoende beweegbaar is, om de taak der Veld-Artillerie
„wanneer de terrein moeilijkheden deze beletten te komen
„waar zij zou moeten wezen, geheel over te nemen. Dit nu
„zoowel in berg- en heuvelterrein als in bedekt en doorsneden
„terrein, buiten de wegen, in drassig terrein en ten slotte
„langs paarde- en voetpaden, (blz. 33)".
Geheel theoretisch kan natuurlijk niet worden uitgemaakt
of een vuurmond voldoende beweegbaar is of niet. Echter
zijn alle factoren aanwezig de beweegbaarheid van het zware
type vuurmond, als door den majoor G. voorgestaan, onvol
doende te noemen. Degenen, die het artikel van den Heer
Hoenkamp, 1) met welks inhoud wij geheel mede gaan ge
lezen hebben, zullen zich hieromtrent zelf een oordeel kunnen
vormen, zoodat verder ingaan op dit punt door ons overbodig
wordt geacht.
Wij zouden het hierbij gevoeglijk kunnen laten—immers
262
1) I. M. T. 1911 blz 1511,