Antwoord a/d majoor der inf. A. J. Gooszen. [Maart 1912.
met de al of niet voldoende beweegbaarheid, ook door den
majoor G. als eisch gesteld, staat of valt het zware type—ware
het niet, dat het artikel nog zoovele onjuistheden bevat, die
een schijn van waarheid hebben en daarom juist des te ge
vaarlijker zijn dat eene bespreking daarvan nog wel de
moeite waard is. Wij zullen daartoe het artikel van den
majoor G. op den voet volgen.
Op blz. 33 lezen we:
„Maar nu heeft die vijand de eigenaardigheid van terug te
„vuren, als op hem gevuurd wordt en wat dan? Men ziet
„gewoonlijk in den artilleriestrijd den ballistisch zwakkeren
„het onderspit delven!"
De majoor G. gaat dus van het beginsel uit, dat we uitslui
tend zwaar geschut tegenover ons krijgen. Maar nu heeft
het terrein de eigenaardigheid zoodanige hinderpalen voor het
vervoer van dat zware geschut in den weg te leggen, dat
men het gewoonlijk niet tijdig daar kan plaatsen, waar zulks
voor een behoorlijke neutraliseering van ons licht geschut
dat wel overal kan komen noodzakelijk is en wat dan?
In de volgende alinea merkt de majoor G. op, dat wij slechts
tevreden zijn met „kans op succes", hij daarentegen met
een „succes dat men van te voren weet, dat te bereiken is
en te verwachten kan zijn". Het fijne verschil hiertusschen
ontgaat ons. Wij toch zouden meenen, dat overal waar geen
zekerheid is, slechts kansbestaat.
Op blz. 34 houdt de majoor G. een betoog over de lasten
en zegt naar aanleiding van het feit, dat één max. last van
140 K. G. en de overige van 130 K. G. wordt geeiscbt, „waar
„nu de draagdieren een eenheidszadel zullen hebben, in aan
fluiting daarmede alle dieren eiken last moeten kunnen dra-
„gen, komt ons deze eisch nog gegrond op het oude 7 cM.
„K. A. materieel met muildieren te conservatief voor."
Hoe kan men toch zoo conservatief zijn, niet waar? De
majoor G. vergeet evenwel de aandacht er op te vestigen,
dat ook de ligging van het zwaartepunt van den last de ma
ximum belasting bepaalt. (In ons vorig artikel pag. 1013 ver-
263