Antwoord a/d majoor der inf. A. J. Gooszen. [Maart 1912.
lerie, alleen de wenschelijkheid doet uitkomen, een iets rui
meren voorraad projectielen (ledige) op te leggen, terwijl het
aantal buizen x) en ladingen hetzelfde kan zijn, onverschillig
of men verschillende dan wel dezelfde projectielen bij Yeld
en Berg heeft. We blijven daarom nu nog, niettegenstaande
het betoog van den majoor G., beweren, dat de bovenaange
haalde kwestie hoofdzakelijk een van magazijnsbeheer is.
En wat betreft het in Indiê aanmaken van projectielen
bijaldien zulks mettertijd mogelijk zal zijn zoo bezitten we
reeds zooveel verschillende soorten bij de Vesting-Artillerie,
dat één soort meer of minder geen gewicht in de schaal zal
leggen.
Op blz. 38 vinden we weer:
„Zoo gaat de ontwikkeling van de Berg-Artillerie bij alle
„StateD, die zich op een strijd tegen een gelijkwaardigen
„tegenstander voorbereiden, een geheel anderen gang, als die
„bij de koloniale Artillerie in Frankrijk. Dit geeft te denken
„en geeft voldoende de richting aan, waarin wij ons zullen
„hebben te bewegen."
Zouden FrankrijkSpanjeItalië, en Noortuegen zich dan
voorbereiden op den strijd tegen een minderwaardigen vijand?
Immers deze landen zijn tot kalibervermindering overgegaan.
Voorts verklaart de majoor G. op blz. 39, dat onze opga
ven omtrent mondingsenergie, invalshoeken, metaalbelasting,
spreidingsformules enz. met de constructie en met de uit
werking van een bergkanon niets te maken hebben en komt
dan tot de conclusie, dat een granaatkartets, die tweemaal
zooveel kogels bevat ook tweemaal zooveel uitwerking be
looft.
Had de majoor G. het artikel, waartegen hij geschreven
heeft, „bestudeerd", hij zou een dergelijke conclusie zeker niet
verkondigd hebben. Wij toonden juist uitvoerig aan, dat de
te verwachten uitwerking bij het zware type slechts iveinig
grooter is, dan die bij het 6.5 cM. kanon.
267
1) Immers de buizen zijn in ieder geval verschillend, daar de tempeerschaal
(Meterverdeeling) niet gelijk kan zijn.