De Topograph, dienst en zijne open formatie. [Maart 1912. beschouwing waard. Hoewel derhalve de open formatie met haar meerdere behoefte aan personeel belangrijk meer uit gaven, en in het dienstvak aanzienlijk meer inspanning eischte dan een qualitatief beter compleet te houden gesloten formatie zou hebben gedaan, kon men er niet in slagen den toestand te bereiken, dat het door de formatie voorgeschreven aantal opgeleide officieren-topograaf ook werkelijk aanwezig was 1). Dat bij de reorganisatie van het dienstvak deze gevolgen van de open formatie zouden zijn voorzien en zonder voorbehoud aanvaard, is moeilijk aan te nemen 2). Doch er is meer. Het meerendeel der officieren van den Topographischen dienst beschouwt hunne tewerkstelling bij het dienstvak niet van tijdelijken aard; de verblijfjaren bij het dienstvak toonen dit dadelijk aan s). Hun eigenbelang brengt dit mede. De werkkring als topograaf vraagt geen zuiver militairen arbeid waardoor zij, die vele jaren bij het dienstvak zijn 275 1) De huidige regeling brengt mede, dat eene opengevallen plaats onmiddel lijk wordt aangevuld door insehuiving van een der bij bet dienstvak gedetacheer de officieren. Bij gelijken aanleg werd tot heden de volgorde dezer inschuiving bepaald door den duur der detacheering en overigens door het bij 't toelatings examen behaalde rangnummer. Omdat het in de formatie opnemen z.g. vast plaatsenvan officieren dus onafhankelijk is van het stadium waarin de oplei ding verkeert, konden tot heden slechts ten deele opgeleide officieren de plaats innemen van hen, die met den werkkring bij het dienstvak volkomen ver trouwd waren, om welke reden van een qualitatief incompleet kan worden gesproken, hoewel het voorgeschreven aantal aanwezig is. Ook reeds omdat een qualitatief incomplete formatie even duur is als een dito voltallige, zou het zeer gewensclit zijn om voor de inschuiving eene andere regeling in 't leven te roepen. O.i. zal dit echter gepaard behooren te gaan met een uit den weg ruimen van de oorzaken, die een qualitatief incompleet veroorzaken. 2) Bij de Kon. Besl. van 26 Febr 1907, 3 Febr 1910 en 18 Febr. 1911 Nos. 25, 55 en 36 werd de formatie van den Top. Dienst uitgebreid met 4 landr, opn. brig, e n 2 opn. brig., waarbij ingedeeld 8 officieren en met 1 officier sous chef. Alzoo eene vermeerdering met 9 officieren, waarmede rekening moest worden gehouden, terwijl ook met het oog op het normaal verloop officieren in opleiding moesten worden genomen. Het kwalitatief incompleet zal naar onze meening van zeer tijdelijken aard zijn. Red. 3) Men zie hiervoor de jaarverslagen bijlagen 2 a en 2b.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 47