Caveant Consules! [Maart 1912.
ambtenaren B. B., strijd ontstond over de juistheid van
het beginsel, om officieren, die daarvoor geen opleiding hadden
genoten, met dat bestuur te belasten. De tegenstanders
meenen, dat een tot besturen opgeleid ambtenaar, waar
noodig gesteund door een eigen politiemacht, te verkiezen
is boven den ongeschoolden militair.
Schijnt deze meening op het eerste gezicht juist, bij na
dere beschouwing blijkt, dat zij op geheel verkeerde grond
slagen berust, want:
Ten eerste is het eene fictie, dat de tegenwoordige amb
tenaar B. B. een speciale (lees betere) opleiding zou hebben
ontvangen, die hem meer geschikt maakt voor de bestuurs
taak dan de Indische officier, doch ten tweede is het on
logisch, om indien het noodig blijkt een bestuursambtenaar
te beschermen bij de uitoefening van zijne taak, dan wel om
kracht bij te zetten aan zijne bevelen, daartoe naastdoch
buiten het leger, een korps gewapenden op te richten en het
bevel over deze halfmilitairen op te dragen aan een leek
De geschiedenis van Nederlandsch-Indie, na onze komst in
Oost Azie, is tevens krijgsgeschiedenis. De uitbreiding van
het Nederlandsch gezag over het groote eilandenrijk van
Insulinde, is bijna immer met strijd gepaard gegaan.
Dit is niets opmerkelijks, doch een gewoon verschijnsel, waar
een Westersch cultuurvolk zich vestigt te midden van weinig
of niet ontwikkelde bewoners van tropische gewesten.
Onvermijdelijk moet hierdoor wrijving, daarna botsing ont
staan, onverschillig of de Westerling zich alleen om redenen
van winstbejag komt vestigen, dan wel omdat hij meent bij
den minder ontwikkelden natuurgenoot eene ethische zen
ding te moeten verrichten.
Doch het welbegrepen eigenbelang van een Staat in het
algemeen en dat van Nederland, als een kleine Staat met
beperkte financieele middelen in het bijzonder, eischt, dat
die wrijving zoo economisch mogelijk wordt overwonnen,
dat het daaraan bestede kapitaal zoo spoedig mogelijk zijn
rente afwerpt.
299