Maart 1912.] Caveant Consules! Om aldus te kunnen handelen, moet hij, die den oorlog tegen Oostersche volken voert, grondig bekend zijn met zeden en gewoonten, teneinde daarmede zooveel mogelijk ten eigen bate rekening te kunnen houden en door het winnen van het vertrouwen van dat volk, den eigenlijken oorlog zooveel mogelijk te bekorten. Is nu in Europa, het Leger uitsluitend het werktuig waarvan de Politiek zich bedient om den tegenstander haar wil op te leggen, en regelt de politiek ook nog wel tijdens den oorlog de werkzaamheden van dat leger, in koloniën is dit anders. Daar bestaan dikwerf nog géén of slechts zeer losse poli tieke betrekkingen tusschen beide partijen. De zeer onvolle dige kennis van toestanden bij de tegenpartij, de groote af standen (bij het algemeen gebrek aan communicatiemidde len), waarop doorgaans de Regeering zich van het operatie- tooneel bevindt, maakt meestal dat de soldaat zelf.naast het volbrengen van zijn oorlogshandwerk, de eerste politieke aan rakingen moet tot stand brengen, of de politieke verhoudingen moet regelen op een meer deugdelijken grondslag dan voorheen. Doorgaans treedt nu een omgekeerde toestand in als in Europa. Nadat de strijdkrachten van den vijand gebroken zijn, is het de soldaatdie het voorheen nog onbekende gebied doorkruist, is hij het, die kennis neemt van toestanden en zaken en die bij het volbrengen van zijn eersten plicht het scheppen van orde en rust genoodzaakt is der Regeering tot gids te zijn op den weg, die leiden moet tot bevrediging, daarna tot ontwikkeling van de juist veroverde landstreek. Maar tot voor zeer korten tijd, werd deze werkkring van den kolonialen officier miskend en ook thans nog heerscht de meening, dat hij slechts is de vertegenwoordiger van het ruw geweld; dat zijn taak slechts is het uit den weg ruimen van de vijandige elementen. Deze miskenning is de erffout onzer voorvaderen, die uit sluitend uit winstbejag Insulinde bezoekend, aan hunne koop lieden aldaar, uit noodzaak, militair gezag toekenden, welke kooplieden geen soldaat zijnde, ook op de meest wonderlijke 300

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 74