Maart 1912.] Van Alles Wat. Oüer de uerpleging ran het 9apansche teger. 306 Nu zou het bataljon nog op dezelfde plaats hebben moeten staan, maar dat was ook al niet het geval. Het had zich in de richting van een flikkerend licht in beweging gesteld en was in verkeerde richting gegaan. Er waren nl, toen ik den heuvelrug naderde, een menigte helle lichten te zien, die ook mij zeer hinderden en het vasthouden van de marschrichting bemoeilijkten. Zooals later bleek stond de Regimentscommandant met een lantaarn op de hoogte, hem naderde van af D de adjudant van het III Bat. met een lamp op de borst en bij het I Bat, dat rechts van mij zijn stelling innam, voerde iedere compagnie en de staf een lamp mede. Zelfs al had ik gewild, dat nog op mijn lamp werd aangemarcheerd, onder deze omstandigheden was het voor het bataljon niet mogelijk, om deze te onderkennen. Daaruit blijkt de noodzakelijkheid om met de eigen lamp van te voren een teeken—het maken van kringen of een in een bepaaldo richting heen en weer bewegen af te spreken. Overigens zou aan de oefening niets bizonders zijn, indien niet alle drie bataljons, ofschoon ze dezelfde opdracht hadden, zuowel wat betrelt de aanvoering als de vorm waarin werd gemarcheerd, verschil lend hadden gehandeld. Het le bataljon ging in marschcolonne voorwaarts met eene compagnie als voorhoede vooruit. De spits, en daarmede dus het bataljon, werd door een luitenant te voet geleid. Het Ille de Bataljon was in open colonne voorwaarts gegaan en werd door een kapitein te paard geleid. Hoe het He Bataljon marcheerde heb ik reeds beschreven. Nu moest volgens mijne meening ieder bataljon er rekening mede houden, dat men tijdens den marsch op den vijand kon stooten. (1) AI is deze meening ook bestreden, toch moet ik mijn standpunt handhaven, want de tegenstander had versterkingen ontvangen en men kon deste- meer eene nachtelijke onderneming van hem verwachten, daar zijn streven zou zijn om de geleden nederlaag weer te verevenen. Hierin moest hij worden versterkt door onze opstelling dicht bij een moeras, waarin hij ons, bij een gelukkig verloop van zijne onderneming, zou hebben geworpen. Ten slotte was de nachtelijke beweging voor hem gemakklijker dan voor ons, want hij zou een terrein hebben door schreden, dat hem bekend was, daar hij overdag bij zijn terugtocht er reeds door was getrokken. (Neue militarische Blatter) v. D. Ten gevolge van de omstandigheden, waaronder het Japansche volk leeft, is het aan eene zeer eenvoudige voeding gewend; het stelt zich over het algemeen met weinig tevredenenis niet zoo veeleischend als vele elementen uit de lagere volksklassen in Europa. 1) Het is dan al zeer moeilijk te verantwoorden, dat de Bataljonscomman dant zich in de duisternis alleen en op 100 M- vóór zijn bataljon begeeft!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 80