Van Alles Wat, 315 [Maart 1912. Naar ons van wel ingelichte zijde werd medegedeeld, is dit bericht juist. De positie van de paardenartsen wordt hierdoor eene zeer goede. Als men verder in aanmerking neemt, dat o.a. de trakte menten voor de paardenartsen met den rang van kapitein, majoor en luitenant-kolonel resp. met ruim f 500, f 500 en f 600 per jaar zijn verhoogd, dat bovendien de toezegging is gedaan, dat zij tot de particuliere praktijk zullen worden toegelaten, den bestaat er inder daad voor de Nederlandsche collega's aanleiding zich te verheugen over de groote belangstelling, welke de veterinaire dienst van de zijde van de tegenwoordige hooge militaire autoriteiten geniet. Dat hiermede voorgoed een einde zal zijn gemaakt aan het gesukkel, wat betreft de aanvulling van het korps paardenartsen, is zeker. Als historische bijzonderheid zij nog vermeld, dat ook van af einde 1856 tot einde 1862 de veterinaire dienst een zelfstandig dienstvak was onder een eigen directeur, den majoor paardenarts Dehne. v. i). B.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 89