Van Alles Wat. 304 Maart 1912.] qu o j WaS er moeillJker aan toe. Het kon ongetwijfeld van ii i8°gS n rand van ket daa-™aast gelegen boseh gaande, ge makkelijk den Hirtenweg bereiken. Van daar echter moest het of dwars door het terrein marcheeren om den Geisterweg te bereiken. In- men dezen dan in N. richting volgde, kon men den knik in den TeÉ>. n'e' misloopen, vanwaar een klein stukje landweg afbuigt en de richting op het boscbje bij D. aangeeft. Van het eind van dezen land weg tot aan het boschje was een dwalen ongetwijfeld mogelijk, daar de natuur geen aanwijzing meer bood. Dit zal dan ook de reden zijn geweest, waarom het bataljon niet den Geisterweg heeft ingeslagen maar dezen, komende van den boschhoek, bij G. heeft overgestoken en langs de moerasgrens marcheerend, zijn 'bestemmingsplaats heeft UürGlKL. Ik geloof niet, dat het bataljon nog eens de grens van een moeras als wegwijzer in den nacht zal gebruiken. Aan den marsch toch wa ren vele bezwaren verbonden. Al moge overdag een moerasrand ge makkelijk te vinden zijn en het volgen daarvan zekerheid verschaffen dat men komt, waar de kaart dit uitwijst, 's nachis is de rand alleen te vinden door in het moeras te stappen. Men moet letterlijk met den eenen voet den drassigen bodem, met den anderen den vasten grond voelen. Dit moge voor den gids mogelijk zijn, maar het vereischt een voortdurend tasten met de voeten, is zeer tijdroovend en het heeft zooals de oefening dit uitwees, den geheelen troep meermalen in het moeras gebracht, waar hij zich met moeite weer moest uitwerken. oor het He Bat., dat ik aanvoerde, was geen middel tot orientee ring in den vorm van een weg, een boschkant of iets dergelijks voorhanden. Van B. naar den heuvel 89 moest voortdurend dwars door het terrein worden gemarcheerd. Alleen was bekend dat drie wegen moesten worden overgestoken, zoomede de punten, waar dit moest geschieden, n. 1. bij den Kronenweg St. 2, bij den Hirtenweg het Noor delijkste van de beide daaraan liggende boscbjes. Den Geisterweg kon men niet missen, daar men dezen van laatstgenoemd boschje, den Hirtenweg volgend, moest bereiken, dan wel door den Hirtenweg over te steken al spoedig op dien weg moest stuiten. Van daaraf moest de geïsoleerd liggende heuvel zoo afsteken bij den meest donkeren hemel, dat men zonder moeilijkheden den top zou bereiken. Toen ik om 10]- uur bij de ophooging van het gedenkteeken bij B. aankwam, werd de lucht donker, een onweer kwam op, een stormwind huilde en een dichte regen stroomde neer. Beter kon de natuur de oefening al niet bevorderen. In stilte had ik gehoopt mij met behulp van de kleine stukjes bosch, welke deels op, deels links naast mijn weg lagen, alsmede met behulp van de aar den pyramide bij St. 2 zeker te kunnen orienteeren. Daaraan viel nu niet meer te denken, want het was zóó donker, dat men ternauwer nood vijf passen ver kon zien, zoodat ik op het compas was aan gewezen. Aan deze omstandigheid was het toe te schrijven, dat een compagnie niet op tijd ter plaatse aankwam. Zij had ongeveer dertig pas naast

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 78