Van Alles Wat. [Maart 1912. Ceiseersteunen. 313 verduurzaamd vleesch voor de behoefte van het geheele Leger op oor logssterkte gedurende vijf maanden opgelegd is. Zooals reeds vermeld is, heeft elke divisie een voorraad voor hare eigen behoefte gedurende 10 dagen in haar eigen depot opgelegd. Hoe deze voorraad door ver bruik vernieuwd wordt, is vroeger medegedeeld. Sedert 1908 wordt in de militaire fabrieken ook hardbrood aange maakt. Het in den oorlog verstrekte hardbrood, c. q. beschuit, was af komstig uit de particuliere nijverheid. Het deeg, waaruit het hardbrood vervaardigd wordt, bestaat uit tar we- en rijstmeel, waaraan toegevoegd water, waarin aardappelen zijn fijn gekookt, en gist. Het deeg wordt vermengd met sesamzaad t). De fabriek is in staat in vredestijd 10000 stuks hardbrood per dag te leveren. Het wordt met vier stuks in papieren zakjes gepaktde zakjes wor den twee aan twee bijeengebonden. Twee zakjes vormen het derde deel van een dagration. Zij worden in dicht gesoldeerde blikken en deze in houten kisten verpakt, waarin het hardbrood, volgens de mij gege ven inlichtingen, gedurende onbepaalden tijd goed zou blijven. Aan de fabriek is eene blikslagerij verbonden. Het aantal in de fabriek werkzame arbeiders bedraagt 70 mannen en 130 vrouwen, die 10 uren per dag werken. In tijd van oorlog wordt het aantal arbeiders verdubbeld en wordt 20 uren per dag gewerkt, zoodat aangenomen kan worden, dat de fabriek alsdan het dubbele van de gewone hoeveelheid afleveren kan. Echter kon de fabriek met de zelfde inrichtingen te Osaka en te Ujina gedurende den oorlog het werk niet af, zoodat verwacht mag worden, dat, na de aanmerkelijke uitbreiding, welke het Leger na den oorlog ondergaan heeft, ook in een toekomstigen oorlog een beroep op de particuliere nijverheid ge daan worden moet, wanneer vijf maanden 2) na de oorlogsverklaring de vrede nog niet gesloten is. Daar verduurzaamd vleesch en hardbrood niet tot de gewone volksvoeding behooren, zal men in dat geval van buiten moeten invoeren. A. Onder den titel, „Verbetering van het infanterie vuur in het gevecht bepleit H. M. in de Schw. Mil. Blatter 1911 No. 12 de invoering van geweersteunen. De schietopleiding in alle Europeesche Staten is goed, zoo zegt S. Wat ons daarbij nog ontbreekt, is oefening der aanvoerders in de vuurleiding. Steeds zullen de moreele factoren eene groote rol blijven spelen. Een juistheidswapen, zich aan het terrein aanpassende kleeding, e. d. zijn factoren, die zeer zeker het moreel van den man zullen verhoogen. Maar is dat alles wel voldoende? 1) Sesamum Oi'ientalis. 2) Dit getal heeft natuurlijk eene zeer betrekkelijke waarde. Indien de oor log gevoerd wordt in zeer rijke landstreken, waar men „van het land" leven kan, of indien in ruime mate versch vleesch verstrekt kan worden, dan heeft men het verduurzaamde vleesch eigenlijk alleen voor de noodrations noodig.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 87