April 1912.] De militaib-politieke toestand van Japan in 1911. en Amerika, Engeland met Japan gewapenderhand tegen de Yereenigde Staten zou optreden. De leidende Japansche staatslieden zullen dit ook wel begrepen hebben, maar nu een en ander zoo duidelijk in het verdrag werd opgenomen, zag het er uit als eene waarschuwing aan het adres van Japan, om het nooit tot een oorlog met Amerika te laten komen. Heel aangenaam vond men in Japan het nieuwe artikel niet, doch men hield zich goed. Echter betoogde de halfambtelijke „Japan Times" den 26sten Juli in een hoofdartikel, dat alleen de groote vriendschap, welke Japan voor Amerika koesterde, het nieuwe artikel voor de regeering van den Mikado aannemelijk gemaakt haddaar evenwel die vriendschap niet uitsluitend van één kant kan komen, had Japan thans een moreel recht om te verwachten, dat Amerika een zekeren waarborg voor het bewaren van den vrede geven zou. Deed Amerika dit niet, dan zou Japan genoodzaakt zijn, nieuwe offers van de bevolking te vragen, om zijne zeemacht te versterken. Een streven tot vernieuwing van het materieel der zee macht is overigens zeer verklaarbaar, omdat een groot aantal in den oorlog buitgemaakte schepen er een deel van uitmaken. Niettegenstaande de vele herstellingen, welke deze schepen hebben ondergaan, is hunne gevechtswaarde niet bijzonder groot. Kon dus uitbreiding van land- en zeemacht op goede gron den bepleit worden, daartegenover stond, dat de toestand der Japansche geldmiddelen tot groote zuinigheid noodzaakte. Dat de draagkracht der bevolking geen nieuwe belastingen toelaat, moge uit het hieronder volgende overzicht blijken. 356

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 32