De militair-politieke toestand van J apan in 1911 [April 1912. Weerbaarheid. Een van Ota's grieven tegen de bestaande toestanden, n. 1. het onnoodig groote aantal vlag- en hoofd officieren, schijnt inderdaad gegrond. Zoo zijn aan boord van groote schepen hoofdofficieren belast met de betrekking van navigatie-, torpedo- en artillerie-officier, waarvoor in andere marines als regel subalterne officieren aangewezen worden. Evenals bij de landmacht heerscht bij de zeemacht een beden kelijke clangeest. Hoe weelderig de organisatie is, blijkt o. a. uit een bericht in de „Nichi Nichi" van 9 December, volgens hetwelk men van plan zou zijn, een derde deel van de aanwezige vlag officieren naar de reserve te doen overgaan, om hun tracte- ment uit te sparen; verder zouden de niet in dienst zijnde schepen in één haven verzameld worden onder bewaking van eene wacht, en niet meer, zooals vroeger, in verschillende havens. In vereeniging met andere bezuinigingen zouden deze maatregelen eene besparing van 3500000 yen geven, waarvan 1500000 yen bij den aanbouw van nieuw materieel verwerkt en 2000000 yen in de schatkist gestort zou worden. De waarheid van het bericht is niet te controleeren, doch het feit, dat het blad het bericht zonder eenig commentaar geeft, is al welsprekend genoeg. Men is in Japan niet verwend door een zuinig en door de openbare meening gecontroleerd beheer. Op 1 Januari 1912 bestond de Japansche vloot uit de vol gende schepen NAAM. Water- ver plaatsing. 1 Snelheid. BEWAPENING. Pantserschepen. 4—30,5 L/50, 12—25,4 L/47, Aki 20100 20,5 8—15,2 L/50, 8-7,6. Satsuma 19500 20,5 4—30,5 L./50, 12-25,4 L/47, 12—12 L/?, 8-7,6. 375 (alleen bij de torpedovaartuigen is de toi'pedouitrusting genoemd.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 51