April 1912]. Eenige wenken voor exploreerende Officieren.
de schetskaarten der kleine eilanden, door den Topographischen
Dienst gereproduceerd op 1:250000).
Men begint nu de bestaande schetskaart te verdeelen in
vakken van 1° in het vierkant, welke overgebracht op de
schaal van 1:100 000 eene afmeting van 110 c. M. in het
vierkant hebben en welke als legger worden gebruikt.
Van de zeekaart of schetskaart worden lengte en breedte van
het uitgangspunt aan de kust overgenomen, (tenzij hieromtrent
juistere gegevens voorhanden zijn), en plaatst dit op zijn
kaartblad.
Het streven moet zijn zooveel mogelijk rondmetingen te ver
richten, doorsteken te maken of aan te sluiten op een bekend
puntteneinde zooveel mogelijk de bij de opneming gemaakte
fouten te kunnen elimineeren.
Is men b. v. in de gelegenheid een „doorsteek" te maken
van kust tot kust, dan zal meermalen ook het eindpunt der
meting volgens de lengte en breedte op het kaartblad kunnen
worden uitgezet.
Na met behulp van transporteur en dubbelen decimeter
den opgenomen weg in kaart te hebben gebracht, brengt men
de schets over op calqueerpapier en legt haar met het begin
punt op het overeenkomstige punt van de legger-kaart en
zoo mogelijk met het eindpunt op het tweede bekende
punt van den legger. Dit zal natuurlijk wel zelden gelukken,
doch nu blijkt, of de geteekende weg verlengd of verkort moet
worden; in ieder geval moet deze tusschen de twee vaste
punten komen, en daartoe zoo noodig evenredig worden ver
groot of verkleind.
Daarna worden met een naald alle punten van de gecor
rigeerde lijn doorgeprikt op de legger-kaait en de afgelegde
weg met wat van het zijterrein is meegenomen ingeteekend,
daarbij voortdurend de in het meetboek vervaardigde schets
raadplegende. Van deze teekening wordt een calque over
gelegd bij het in te dienen rapport.
Men neemt nu weer alle punten van de verkregen lijn als
vastgelegd aan en tracht bij een volgenden tocht van één
388