Eenige wenken voor exploreerende Officieren. [Aoril 1912.
dier punten uit te gaan, of er op aan te sluiten en zoo ver
volgens.
Dan neemt men een calque van het geheel en dient deze
in als bijlage van de militaire memorie over land en volk.
Voetpaden en wegen worden met roode, tranches of berg-
terrein met bruinede rivieren en kustlijn met blauwe verf
of inkt aangegeven.
Indien kampongs zoo groot zijn, dat zij als veelhoek kun
nen worden geteekend, wordt de omtrek met een zwarte lijn
aangegeven, terwijl de veelhoek groen wordt gekleurd. Heeft
de kampong geen bepaalden rand, zooals bij de meeste on
beschaafde verspreid wonende volken het geval is, dan geeft
men haar aan met een stip.
Alle namen schrijve men in 't zwart, behalve die van ri
vieren, welke met blauwe inkt worden geschreven, terwijl de
cijfers, betrekking hebbende op berghoogten, met roode inkt
worden ingeteekend.
Men bedenke vooral, dat de geleverde kaart later gebezigd
moet kunnen worden door opvolgers of andere reizigers.
Daarom neme men die riviertjes, meertjes, alang alang velden
of andere terreindeelen, die eigenlijk te nietig zijn om op een
kaart van 1100000 te worden geplaatst, wèl op, indien zij
nuttig zijn ter orienteering of als aanwijzing, dat bijv. op een
of ander bergpad water is te krijgen.
De pedometer wordt bevestigd aan den linker borstzak on
der den riem van veldflesch, kijker of tasch, zoodat gedurende
het loopen het instrument zooveel mogelijk stil en recht
hangt.
Onmiddellijk achter zich, laat men een helper marcheeren,
die schetsboek, hellingmeter of barometer draagt.
Van het kompas is te voren nagegaan, of het een N. O. dan
wel N. Westelijk azimuth aanwijst en wel op de volgende
manier. Men peilt, d. w. z. men brengt de lijn 0—180 met de
O van zich af in de richting van het Oosten en leest af bij
welk cijfer de Noordnaald staatis dit 270° dan heeft men
een westelijke indeeling van den cirkelrand en moet men dus
389
I. M. T. 1912. 25.