April 1912]. Leger en vloot bij de verdediging van N.-I. betwist, maar een afdoende verdediging eischt een vloot, welke tegen die van een eventueelen tegenstander is opge wassen. En zelfs zij, die de meest optimistische verwachtingen koesteren omtrent de offervaardigheid onzer natie ten behoeve der vloot, moeten erkennen, dat wij ook dan nog verre, zeer verre, in de minderheid zullen zijn. Maar wat nood. Politieke constellaties en combinaties zullen immers van dien aard zijn, dat onze vloot slechts datgene be hoeft te doen, waarvoor ze wèl berekend is. Reeds van af den tijd, dat de theorie, „de sleutels van onzen archipel liggen achter de Hollandsche-Waterlinie", hare aanhangers telde, tot op dit oogenblik, werd steeds, waar het de sterkte onzer vloot gold, gerekend op eene voor ons gun stige combinatie. Zeide echter niet Generaal Dejardin „Comptez, avant tout, sur vous-même; après cela les autres „viendront, peut-être a votre secours, si c'est leur intérêt." Want wanneer al die berekeningen eens faalden? Dan zou alles op één kaart, en relatief nog altijd een zwakke, zijn gezet, en snelverloopend als een zeegevecht is, zou het met ons kostbaar bezit in enkele dagen gedaan zijn. Halen we als voorbeelden van het voorstaan eener meer eenvoudige inrichting van het leger ten behoeve van de ver sterking der vloot de navolgende schrifturen aan: Lezing van den Kapitein van den Generalen Staf Koster, gehouden in de Vereeniging t. B. v. Krijgswetenschap op 25 Januari 1895 Lezing van den gep. Kol. Breijer in dezelfde vereeniging, op 27 October 1899; Lezing van den toenmaligen Majoor van den Belt in die vereeniging, op 22 Maart 1907. Lezing van den Ritmeester Boon in de Indische Krijgs kundige Vereeniging op 17 Juni 1908. (In het debat verklaar de Ritmeester Boon niet aan de sterkte van ons leger te willen tornen). 410

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 86