Leger en vloot bij de verdediging van N.-I. [April 19i 2. In de boven genoemde lezing van Majoor v. d. Belt wordt aangegeven, dat we noodig hebben een leger uitsluitend in gericht voor den strijd tegen den I. V. en een vloot, 1e voor handhaving der neutraliteit, 2e om op te treden met bond- genooten. Men ziet het, stof voldoende voor de leden, waarvan in vorengenoemd afdeelingsverslag sprake is, om aanleiding te geven tot de meening, dat op ons leger desnoods 10 millioen zou moeten worden bezuinigd. Vermoedelijk is echter niet geput uit vroegere beschouwin gen, daar, zooals hiervoren reeds werd opgemerkt, in den jongsten tijd in pers en vaktijdschriften een uitgebreide wis seling van gedachten over de verdediging van Nederlandsch Indië heeft plaats gehad. We herinneren b. v. aan de onlangs gehouden lezing in Krijgswetenschap van den G-ep. Kol. J. C. van den Belt, waarvan we een uittreksel aantreffen in het 2e blad der Java- bode van 22 Maart jl. Aan het slot zijner rede, handelende over de aanvulling van het Europeesch element in het N. I. leger, werd door spreker betoogd, dat een andere wijze van aanvulling nood zakelijk was, waarna de daarbij in acht te nemen begin selen worden opgesomd. Als eerste dier beginselen lezen we dan: „de verdediging der koloniën tegen aanranding van - buiten, zal geschieden in hoofdzaak door de Marine; het Indisch leger krijgt daarbij de ondergeschikte rol te ver vullen." Kunnen we uit de hier verkondigde stelling, ook in verband met wat Kol. v. d. Belt in diens vroegere lezing mededeelt, de conclusie trekken, dat zijns inziens de versterking der vloot mede moet verkregen worden ten koste van het leger, dezelfde meening wordt ook uitgesproken in een artikel, voor komende in het Marineblad van 1 Februari j. 1. Bedoeld artikel, afkomstig van de hand van den Kapitein ter Zee Umbgrove, draagt tot titel: „Defensie-politiek en Marinebeheer." 411

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 87