Leger en vloot bij de verdediging van N.-I. [April 1912.
kunnen schoeien, zal er dus meer besteed moeten worden
aan de vloot. Dit meerdere kan worden gevonden öf door
Indië meer te laten bijdragen, öf door op andere takken van
dienst aldaar te bezuinigen en het vrijkomende bedrag te
besteden voor de Marine, dan wel door eene combinatie van
beide.
Stippen we hier nog even aan, dat naast de 11 millioen
voor de vloot ook nog speciaal worden genoemd de cijfers 63
millioen gulden voor Gouvernementsbedrijven en 46 millioen
voor financiën.
We vinden eene dergelijke vergelijking al bijzonder eigen
aardig. Waarom dan niet dadelijk naast de uitgaven van
63 millioen ook de inkomsten van Gouvernementsbedrijven
genoemd
Deze bedragen W 60 millioen gulden! Waren de hier aan
gegeven getallen vermeld, om te laten zien hoe belangrijk
ons koloniaal bezit is, we zouden daarmede accoord kunnen
gaan. Nu ze echter gebezigd zijn, om een wanverhouding ten
opzichte van de uitgaven voor de vloot in het licht te stellen
en, om die te doen eindigen, in overweging wordt gegeven
zoo noodig de uitgaven voor die andere takken van dienst
te verminderen, meenen we in deze vergelijking wel eenigs-
zins een verkeerde voorstelling te zien van de beteekenis van
(leger en) vloot. Aan de hand van de opgenoemde getallen
mag toch dan alleen worden betoogd, dat voor een zoo be
langrijk bezit, als waarvan die getallen getuigenis afleggen,
een sterkere vloot noodig is.
Waar zoo in het bijzonder in vergelijking werd getreden
tusschen de kosten der vloot en die van het minder voorname
instrument voor de verdediging naar buiten, n. 1. het leger,
ligt de conclusie voor de hand, dat kolonel Umbgrove de
vloot ook zoo noodig wenscht te versterken ten koste van het
leger. Hoe groot de bezuiniging op de landmacht zou kunnen
zijn, wordt niet aangegeven, maar in het afdeelingsverslag
der He kamer, kwamen sommige leden, zooals vermeld, reeds
met positieve getallen, 10 millioen gulden, voor den dag!
413