Van Alles Wat. 423 [April 1912. Het kanon bestaat uit twee deelen, welke men den vuurmond en de slede zou kunnen noemen. De vuurmond komt overeen met een gewoon kanon, maar zonder ligplaats voor het sluitstuk; wanneer de lading ingebracht is, ligt dus de bodem van de patroonhuls in één vlak met den achterkant van den vuurmond. De slede heeft aan de onderzijde eene zwaluwstaartvormige gleuf, welke grijpt over een richel van denzelfden vorm op het bovenvlak van de wieg. Op het achterste gedeelte van de slede is aangebracht een stuk, dat in vorm en inrichting overeenkomt met dat deel van een gewoon kanon, dat de ligplaats voor het sluitstuk bevat. Onmid dellijk vóór dit stuk en meer naar voren heeft de slede een stalen ring, waarvan de bovenste helft aan de eene zijde scharnieren en aan de andere zijde met een sleutel gesloten worden kan. De vuur mond ligt nu op de slede, in de hiervoren bedoelde ringen en met zijn achtervlak aansluitende tegen de ligplaats voor het sluitstuk. Om op te laden, worden beide ringen geopend en de vuurmond van de slede gelicht door middel van den wisscher, welke in de monding gestoken, en van een draagboom, welke met een paar haken in oogen aan de achterzijde van den vuurmond gehaakt wordt. Bij het vuren wordt de gasafsluiting door de metalen patroonhuls verzekerd. De vuurmond, als onderdeel van het kanon, vormt een draaglast, waarvan het gewicht op ongeveer 100 K. G. 1) gesteld worden kan; derhalve is het geheele kanon zwaarder en dus van grooter vermogen dan het berggeschut, waarbij het kanon in zijn geheel één draaglast vormt. Het geheel is dan ook langer dan een gewoon bergkanon, naar schatting 14 of 15 kalibers, waartoe ook het gebruik van schroefsluiting eenigermate medewerkt. De maximum-dracht bedraagt minstens 6000 M. Door middel van eene lip is de slede verbonden aan de reminrich- ting, welke, evenals de voorbrenginrichting, in de wieg besloten is. De wieg zelve heeft aan de onderzijde een tap, welke past in een gat van den wiegdrager, welke de verbinding met affuitas en toestel voor de hoogterichting vormt. Men heeft dus bij de Japansche bergar- tillerie voor de zijwaartsche verplaatsing van het kanon op de affuit het z. g. pivotstelsel toegepast. De affuit is volgens het stelsel-Ehrhardt vervaardigd. Zij bestaat uit twee geperste buizen, welke onderling evenwijdig met haar voor uiteinde door middel van beugels om de affuitas grijpen en van achter door eene dwarsbuis met elkander verbonden zijn. Tusschen beide buizen is de richttoestel bevestigd. Aan elke zijde bevindt zich eene zitplaats. Aan de bovengenoemde dwarsbuis wordt bjj getrokken vervoer de lamoenberrie bevestigd. Daar de affuit op deze wijze te kort zijn zou, om een voor de stabiliteit van het stuk gedu- 1) Opgaven omtrent het ballistisch vermogen, het gewicht en de afmetingen van het geheel en de versehillende onderdeelen ontbreken nog. De hier gege ven getallen berusten op schattingen en mondelinge zeer vage mededeelingen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 99