Ons politiek en militair optreden op Timor. [April 1912. de waarheid werd uitgekomen. Dit nu verwachten wij niet van Europeanen, maar na te dien aanzien de nooaige ondervin ding te hebben opgedaan, is men geneigd ten slotte wel wat te voelen voor den reeds meermalen gehoorden uitroep: „Portu- geezen zijn geen Europeanen." Zij weten zich met een stort vloed van woorden te onttrekken aan antwoorden, die niet in hun belang zouden zijn, en op dezelfde wijze weten ze datgene op den voorgrond te plaatsen, waarvan zij ten rechte of ten onrechte vermeenen het recht aan hunne zijde te hebben f1). Na het bovenstaande zal het duidelijk zijn, dat bij de on derhandelingen over de eene of andere gebeurtenis, waarbij, als laatste redmiddel soms werd gezegd dikwijls zonder noodzaak niet te kunnen beslissen zonder autorisatie van hoogere chefs c. q. het moederland, de afdoening van vele zaken op de lange baan werd geschoven, hetgeen dikwijls bij niet-ingewijde Nederlanders de overtuiging vestigde, dat wij alles maar over onzen kant lieten gaan. Ook zal het duidelijk zijn, dat er meermalen reden was om ongeduldig te worden en dat men dacht: „dat gezeur moet nu maar eens uit zijn." Dat de daarop volgende daad dan misschien niet in overeenstemming was met terzake ontvangen bevelen of met den goeden toon, moge af te keuren zijn, maar degenen, die zich in bovengeschetsten toe stand in denken, zullen daarvoor thans wel eenige verklaring kunnen vinden. 333 (1) ln dit verband is het niet onaardig eens te lezen wat Mr. Doude van Troostwijk 23 Aug. 1911 aan den Minister van Buitenlandsche zaken schreef »(Oranjeboek bi- 13. p. 29) Laatstleden Zaterdag had ik andermaal een onder houd met den Min. van Buitenlandsche zaken over dejinstructies te verstrek- »ken aan de grenscommissarissen in zake den loop van de grens. Eenige af- ndoende weerlegging van de argumenten, vervat in mijn nota van 21 Juli jl., mocht ik weder niet vernemendoch evenmin de verklaring dat het Neder- tlandsche standpunt in deze werd aanvaard, tik kon niet nalaten mij eenigszins ongeduldig uit te laten enz." Drie dagen later schreef de gezant nogmaals aan den Minister van Bui tenlandsche zaken, dat nog steeds geen antwoord was ontvangen, niettegenstaan de de Minister hem had beloofd in alle geval in den voor-avond van 24 Au gustus te zullen laten weten, welk resultaat door hem nog mocht zijn bereikt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 9