Mei 1912]. Ovebzicht van eenige Tijdschriften.
Ook van het artikel „De scheldekwestie", door Ees. Luit. Kol. J. C.
van den Belt, maakten wij reeds melding. Geschreven naar aanleiding
van het werk van den Belgischen schrijver Navez, vervolgt Overste
v. d. B. thans zijn beschouwingen over de voornaamste der door ge
noemden schrijver behandelde punten.
Het Belgisch- Nederlandsch verbond vormt daarbij de hoofdschotel.
S. komt tot de conclusie, dat het maar het veiligst is voor Nederland,
om de meening ingang te doen vinden, dat we zeer goed in staat
zijn voor ons zelf te zorgen, wat we dan ook willen en zullen doen.
Echterdat we dan ook beginnen moeten met er zelf niet
aan te twijfelen.
In het bijzonder zij hier nog de aandacht gevestigd op een kort ar
tikel, getiteld „Hooikistkarren" van den Luit. Kwm. A. C. van Oorschot.
Om over de hooikistkarren een oordeel te vellen is nooöig, zegt S:
le dat de karren aan de hoogste eischen voldoen,
2e dat het personeel op de hoogte is van zijn taak.
Aan het niet voldoen aan die eischen wijt S. de ongunstige rap
porten en de veroordeeling van de hooikistkarren gedurende de jongste
groote manoeuvres.
De ondervindingen bij de lie afdeeling van het 2e Regt. Veldart.,
waar wel aan die eischen kon worden voldaan, waren dan ook zeer
gunstig. Zoo goed waren bij die afdeeling de resultaten, dat gedurende
de manoeuvres, niet éénmaal het eten ook maar een weinig minder
smakelijk was.
S. schat dan ook de waarde van goede hooikistkarren, al zijn ze
niet gelijk te stellen met keukenwagens, zeer hoog.
Vermelden we ten slotte nog de eersteling van een serie „Schetsen
uit Mantsjoerije (1904 5)" van de hand van den Res. Luit. Kol. J. C.
van den Belt.
In deze aflevering worden behandeld de „Handelingen van Russische
cavalerie op de Japansche étappenlijn in Korea."
De Militaire Spectator 1912 No. 3.
Vermelden we en thans voor het laatst, weer eerst het artikel van
den len Luit. adj. der Genie D. van den Berg „Het hoofdaanvalsfront
van Port-Arthur en zijn nabij verdediging".
De slotacte van den grooten worstelstrijd wordt ons in deze afleve
ring voor oogen gebracht.
Gaf S. bij den aanvang zijner studie in 1910 een opgave van de
voornaamste bronnen, en wel ten getale van 49, de literatuur over
562