Repliek aan de Heeren Boodt én Maurer. [Mei 1912.
waar bij berg-artillerie zoowel aan gemengd als aan geschei
den vervoer van de G. en G. K. groote bezwaren verbon
den zijn, voor de berg-artillerie uitrusting met een eenheids
projectiel van het grootste gewicht is, en met de eventueele
invoering daarvan bij de keuze van den vuurmond rekening-
gehouden moet worden.
Waar nu voor de verwapening der Indische zoogenaamde
berg-artillerie als hoofdeisch gesteld wordt: voldoende be
weegbaarheid en daarnaast de grootst mogelijke als het kan,
die der veldartillerie op zijde strevende uitwerking, dan volgt
uit een en ander reeds logisch, dat bij de verwapening dier
artilleriesoort aan kalibervermindering niet gedacht kan
worden.
De pennestrijd tusschen de Generaals von Reichenau en von
Alten was ook niet een strijd om Granaat of Granaatkartets,
doch een kaliberkwestie, een streven naar lichtheid, waarbij
de G K. in het gedrang kwam en daarom voor eene uitrusting
uitsluitend met G. een lans werd gebroken.
Is bij een kaliber van 6 cM. de uiterste grens voor eene
goede, nog uitwerking hebbende, G.K. bereikt, bij een kali
ber van 6 en 6,5 cM. is voor een eenheidsprojectiel geen
plaats, daar eene goede constructie daarvan minstens 7 cM.
eischt.
Wat verder het beweren aangaat, dit de theorie van het
kogelgewicht onjuist zou zijn, bevinden wij ons hierbij in
goed gezelschap, aangezien ook Generaal Rohne in zijn Neue
Studie über den Schrapnellschuss stelt: Der Konstruk-
teur ersieht daraus, dass von dem Gewicht und der Anfangs-
geschwindigkeit des Geschosses das Gewicht und die Zahl
der Fiillkugel abhangt.
En wat de grootere snelheid der kogeltjes in het spring-
punt betreft, die door het vergrooten der kamerlading bij
het Fransch geschut 6,5 cM. 100 M. zou zijn opgevoerd, wordt
door het vergrooten dier lading, die toch meer ruimte inneemt,
het aantal kogeltjes verminderd. Verder kan men op deze
461
1) Artilleristische Monatsheft No 51, Marz 1911, blz 183.