Mei 1912]. Kalibervraagstuk der Bergartillerie. aangegeven snelheid niet geheel afgaan, of zooals Rohne weer zegt: Bei den Messungen kann man nur die grösste Geschwin- digkeit, die einer Kugel erteilt wird, messen; die Geschwin- digkeit der übrigeu Kugel ist sicher kleiner. Es ist bei solchen Untersuchungen besser, sich zu seinem Ungunsten zu verrechnen, als umgekehrt 1). Overigens kan het vergrooten van de snelheid der kogel tjes in het springpunt door vermeerderen der kamerlading bij ieder kaliber toegepast worden en vermindert dit bij grooter kaliber de metaalbelasting minder dan bij kleiner kaliber, zoodat ook in deze een grooter kaliber gunstiger is. Dat verder van het enkele schot van een modern bergkanon van 7,5 cM. de dubbele uitwerking van dat van 6, 5 cM. ver wacht kan worden, werd door HH. B. M. stilzwijgend voorbijgegaan. Het voorstel van HH. B. M. ligt niet in de lijn der offi cieel gestelde Indische eischen, zelfs al lieten die ruimte voor en waren die gebaseerd op een lichter thans verouderd type bergkanon. De geschuttechniek deed ook in deze wederom een schrede voorwaarts en aan den eisch: „als het kan eene uitwerking, die der veldartillerie op zijde strevende" werd tegemoet gekomen. De in Griekenland, Turkije en Rusland in 1908 met berg- geschut genomen proeven leerden, dat de stabiliteit van het zwaardere berggeschut bij een Vo hooger dan 350 M. nog te wenschen overliet. Rusland achtte deze echter reeds voldoende en ging over tot het aanschaffen van een deelbaar kanon, omdat men gaarne aan de grootere uitwerking een weinig stabiliteit opofferde. Rusland profiteerde van de dure lessen door dien staat in den Russich-Japanschen oorlog genomen. Van Indische zijde werd echter aan die stabiliteit vastge houden en kwamen wij tot een nieuw project, waarbij bij 462 1) Artilleristische Monatshefte, No. 49, Januari 1909, blz. 14.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 16