De Javaan als Cavalerist. [Mei 1912. voor hem is. Hij' wordt te gauw moe, ziet het nuttelooze van verdere pogingen in en geeft het op. Over het algemeen is van den Javaan geen goed ruiter te maken. Wel is waar zijn bij de instructie de rijkunstige termen moeilijk in het Maleisch of Javaansch weer te geven, maar naar onze overtuiging begrijpt hij wel degelijk wat van hem wordt verlangd, dochhij is machteloos. Conclusie: De Javaan levert slecht ruitermateriaal, wat weer gaat ten koste van de paarden. Er wordt zooveel geschreven over het vroeg versleten ra ken van onze paarden, maar is bij het opsporen van de oor zaak daarvan wel voldoende rekening gehouden met het slechte ruitermateriaal? Het is ongeloofelijk, hoe spoedig een paard, eemgen tijd achtereen door een Javaan gereden, gaat boe melen en hoe spoedig het de nadeelige gevolgen daarvan ondervindt. Heeft de Javaan van huis uit zorg voor zijn paard? Wij gelooven niet, dat iemand die vraag bevestigend zal beant woorden. Men behoeft slechts te kijken naar de miserabele, ongepoetste, onverzorgde sadopaardjes, men behoeft slechts te zien op welke wijze de Javaan zijn paard gebruikt tot het er bij neervalt, men behoeft slechts in de sado-ver- huurderijen een bezoek te brengen aan de stallen, om het feit te kunnen constateeren, dat de Javaan weinig voor zijn paard voelt. Meerdere gevallen zijn ons bekend, dat de Javaan de voor zijn paard bestemde gaba voor eigen gebruik aan wendde. Z )uden ook deze ongunstige factoren geen slechten invloed uitoefenen op ons paarden materiaal Zijne andere Cavaleristische eigenschappen. Volgens den „Grondslag voor opleiding en oefening der Cava lerie" wordt van den ruiter geëischt: „Reeds aan de recruten moet worden ingeprent, dat bij de Cavalerie van den enkelen ruiter dikwijls een geheel zelfstan dig optreden wordt geëischt en dat in den oorlog van een 471

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 25