De Javaan als Cavalekist. [Mei 1912.
Is de Javaan in de Cavalerie-patrouille te gebruiken?
In „de Java oorlog van 1825 '30" zegt de kapitein der
Infanterie P.F.L. Louw o.a. van den Javaan:
„Het in grooten getale, soms onder hoofden, overloopen
naar cnze zijde, wijst op karakterloosheid in dit opzicht en
op het feit, dat de Javanen zeer onder den invloed zijn van
de goede en kwade kansen van den oorlog".
Zou bij een plotseling op den vijand stooten, als „oogenblik-
kelijk en stoutmoedig" aanvallen geboden is, het zien van de
met lansen bewapende vijandelijke ruiters hun moed niet aan
merkelijk bekoelen? Zullen de schitterende punten der lansen
(welk gezicht wij Europeanen onaangenaam zouden vinden)
hun niet alle geestdrift ontnemen? Waar zal het elan blijven
van het patrouillegevecht?
En niettegenstaande al deze nadeelen, welke aan het Ja-
vaansche cavaleriemateriaal kleven, telt de cavalerie een
groot aantal Javanen en Soendaneezen.
Hoe kunnen wij de Cavalerie in kracht doen stijgen? Door
het wapen open te stellen voor een meer cavaleristisch aan
gelegd inlandsch element. Er zijn er genoeg. Wat zou het
gehalte onzer officiers-patrouilles er op vooruitgaan!
Veranderen wij bijtijds.
M. Thomson,
le Luitenant Cavalerie.
473
1) Thans worden bij ieder peloton het kader, zoomede 3 Europeesche en
3 Inlandsclie Cavaleristen, opgeleid voor indeeling bij een officiers-patrouille.