5ef Chineesche krijgswezen bij het uitbre ken Dan den opstand in October 1911. (flaDDuIIiDg can de „Bescbrijuing can bet Cbineescbe heger," Exfra-Bijlage no. 29 ran bel Dndisch fïlilitair Tijdschrift). (mei drie bijlagen). OpperbevelMinisterie van OorlogGenerale Staf. Nadat de Prins-Regent den 2den April 1911 eene groote pa rade over de Keizerlijke garde had gehouden, waarbij Z. K. H persoonlijk eenige vaandels uitreikte, volgde den 3den April een Keizerlijk Besluit, waarbij gewezen werd op de noodza kelijkheid van een goed georganiseerd krijgswezen voor de rus tige ontwikkeling van den Staat en waarbij de Keizer, van die noodzakelijkheid doordrongen, zich zelf benoemde tot Opper bevelhebber van Land- en Zeemacht. Gedurende zijne min derjarigheid zou de Prins-Regent met het opperbevel zijn belast. Voor de verheffing van den militairen stand in de oogen van bet volk, bij wien de schriftgeleerden, meer dan ieder ander, in hoog aanzien staan, was dit besluit van bijzonder belang, terwijl de toen ter tijd met Rusland heerschende span ning eene bijzondere beteekenis er aan gaf. Den 8sten Mei verscheen een Keizerlijk Besluit, waarbij een verantwoordelijk kabinet werd ingesteld. Dit kabinet zou bestaan uit den minister-president en de ministers van biu- nenlandsche zaken, van buitenlandsche zaken, van financiën, van onderwijs, van justitie, van landbouw, handel en nijver heid, van oorlog, van marine, van het verkeerswezen en van koloniën. Ten aanzien van de beide militaire departementen werd bepaald, dat de ministers van oorlog en marine hunne voorstellen rechtstreeks den Keizer zouden voorleggen, alzoo zonder tusschenkomst van den minister-president. Generaal Yin Chang en Prins Tsai Hsün bleven in hun ambt als mi nister van oorlog en van marine gehandhaafd. 474

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 28