Mei 1912]. Het Chineesche krijgswezen. en van de verhouding tusschen minister van oorlog, chef van den generalen staf en opperbevelhebber welke in Japan de heerschende is, heeft men ook in China willen huldigen, doch men is daarbij niet consequent te werk ge gaan. De divisiën in Chihli staan namelijk onder de bevelen van den minister van oorlog, terwijl in Japan de comman danten der hoogste eenheden, nl. van de divisiën, onder het rechtstreeksch bevel van den Keizer staanalleen als territoriaal bevelhebber staan zij onder het ministerie van oorlog. Natuurlijk is de Japansche opvatting van het opperbevel van land- en zeemacht, welke, naar vermeend wordt, ook in Duitschland en in Oostenrijk wordt gehuldigd, niet vereenig- baar met de begrippen van ministeriëele verantwoordelijk heid, welke in een zuiver constitutioneel geregeerd rijk gelden. Zoo ver was men in het voorjaar van 1911 nog niet in China en het "verantwoordelijke" van het nieuwe kabinet moet dan ook niet erg letterlijk worden opgevat, terwijl ook het zg. vóórparlement bezwaarlijk ais eene volksverte genwoordiging kon worden beschouwd. Generaal Yin Chang slaagde erin, niettegenstaande den hevigen tegenstand van vele onderkoningen en provinciale gouverneurs, den invloed van het ministerie van oorlog op de troepen in de provinciën uit te breiden. Bij Keizerlijk Besluit van den 23steu Juni 1911 werden, op voordracht van den Minister van Oorlog, de officieren voor de militaire directies in 10 provinciën (tu lien kung so) benoemd. Hier mede werd een bescheiden stap in de richting van eene gezonde centralisatie van het krijgswezen gedaan 2). Terwijl men er te Peking alzoo op uit was, de militaire bevoegdheden der provinciale autoriteiten in het belang van het centrale gezag te verminderen, werd ten aanzien van Mantsjoerije uitdrukkelijk bepaald, dat, wegens den bij- 476 1) Kortheidshalve wordt de zeemacht hier buiten beschouwing gelatenna tuurlijk geldt voor bare verhouding tot den opperbevelhebber hetzelfde, wat ten aanzien van de landmacht is aangevoerd. 2) Verg. Beschrijving van het Chineesche Leger, blz. 19 en 20.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1912 | | pagina 30