Het Chineesche krijgswezen. [Mei 1912.
met opzet beneden de formatiesterkte werden gehouden,
waarbij de niet uitgegeven bedragen in de zakken der com-
raandeerende officieren vloeiden. Bij monsteringen werd het
incompleet door ijlings ingehuurde en in uniform gestoken
mannen aangevuld.
Behalve aan manschappen heerschte ook nog een incom
pleet aan paarden bij de bereden troepen. Zoo beschikte b. v.
het 3de eskadron van het regiment garde-cavalerie in Mei
1911 nog niet over paarden.
Opgemerkt moet nog worden, dat het incompleet, zoowel
wat menschen als paarden betreft, bij de verschillende divi-
siën vrij sterk uiteenliep.
Uit het bovenstaande moge gebleken zijn, dat het onmogelijk
is met eenige kans van juistheid op te geven hoeveel man
schappen en paarden de Lu Chün bij het uitbreken van den
opstand werkelijk telde. In begin 1911 werd het aantal man
schappen op niet veel grooter dan 100000 man geschat.
Bij de meeste divisiën was het aantal reservisten door den
korten tijd, die de divisiën bestaan, nog niet groot genoeg
om de korpsen op oorlogssterkte te brengen. In de provinciën,
waar de nieuwe troepen het langst bestaan, zooals in Chihli,
is het aantal reservisten uiteraard het grootst, In den loop
van 1910 waren de reservisten in Chihli voor de jaarlijksche
herhalingsoefeningen tot 12 bataljons gegroepeerd.
Yoorts werd in 1910 bepaald, dat de lichamelijk geschikte
manschappen der oude Mantsjoeformaties in Mantsjoerije aan
de jaarlijksche herhalingsoefenigen van de reservisten der Lu
Chün moesten deelnemen.
Bij mobilisatie zouden zij de eenheden der Lu Chün op sterkte
helpen brengen.
Tot de vorming van speciale verkeerstroepen bij de divisiën
is het nog niet gekomen, hoewel bij vele troepen het noodige
materiëel (pontons, veldtelegraaf- en veldtelefoonmateriëel, bal
lons, enz.) beschikbaar is.
Dit materiëel is in berusting bij het bataljon genietroepen
483